Statenvertaling.nl

sample header image

Galaten 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Galaten 2

1 DAerna ben ick, na veertien jaren, wederom na Ierusalem opgegaen met Barnaba, oock Titum mede genomen hebbende.
2 Ende ick ginck op, door een openbaringe, ende stelde haer het Euangelium voor, dat ick predike onder de Heydenen: ende in’t bysonder den genen die in achtinge waren, op dat ick niet eenichsins te vergeefs en soude loopen, ofte geloopen hebben.
3 Maer oock Titus die met my was, een Grieck zijnde, en wierdt niet genoodsaeckt hem te laten besnijden.
4 Ende [dat] om der ingecropene valsche broederen wille, die van by zijden ingecomen waren om te verspieden onse vryheyt, die wy in Christo Iesu hebben, op dat sy ons souden tot dienstbaerheyt brengen.
5 Den welcken wy oock niet een uyre en hebben geweecken met onderwerpinge, op dat de waerheyt des Euangeliums by u soude verblijven.
6 Ende van de gene die geacht waren wat te zijn, hoedanige sy eertijts waren, en verschilt my niet: Godt en neemt den persoon des menschen niet aen: want die geacht waren en hebben my niets toegebracht.
7 Maer daer-en-tegen als sy sagen dat my het Euangelium der Voorhuydt toebetrouwt was, gelijck Petro der Besnijdenisse:
8 ( Want die in Petro crachtelijck wrocht tot het Apostelschap der besnijdenisse, die wrocht oock crachtelijck in my onder de Heydenen.)
9 Ende als Iacobus, ende Cephas, ende Ioannes, die geacht waren pilaeren te zijn, de genade die my gegeven was bekenden, gaven sy my ende Barnabe de rechter-[handt] der gemeynschap, op dat wy tot de Heydenen, ende sy tot de Besnijdenisse [souden gaen].
10 Alleenlijck dat wy den armen souden gedencken: het welck selve ick oock beneersticht hebbe te doen.
11 Ende doe Petrus tot Antiochien gecomen was, wederstondt ick hem in het aengesicht, om dat hy te bestraffen was.
12 Want eer sommige van Iacobo gecomen waren, at hy mede met de Heydenen: maer doe sy gecomen waren ontrack hy [hem], ende scheydde hem selven af, vreesende de gene die uyt de Besnijdenisse waren.
13 Ende oock de andere Ioden veynsden met hem: alsoo dat oock Barnabas mede afgetrocken wiert door hare veynsinge.
14 Maer als ick sagh dat sy niet recht en wandelden na de waerheyt des Euangeliums, seyde ick tot Petrum in aller tegenwoordicheyt, Indien ghy, die een Iode zijt, na Heydensche wyse leeft, ende niet na Ioodsche wijse, waerom noodsaeckt ghy de Heydenen na de Ioodsche wijse te leven?
15 Wy zijn van nature Ioden, ende niet sondaers uyt de Heydenen:
16 [Doch] wetende dat de mensche niet gerechtveerdicht en wort uyt de wercken der Wet, maer door het geloove Iesu Christi, so hebben wy oock in Christum Iesum gelooft, op dat wy souden gerechtveerdicht worden uyt het geloove Christi, ende niet uyt de wercken der Wet: daerom dat uyt de wercken der Wet geen vleesch en sal gerechtveerdight worden.
17 Maer indien wy, die in Christo soecken gerechtveerdicht te worden, oock selve sondaers bevonden worden, is dan Christus een dienaer der sonde? Dat zy verre.
18 Want indien ick, ’tgene ick afgebroken hebbe, dat selve wederom opbouwe, so stelle ick my selven tot een overtreder.
19 Want ick ben door de Wet der Wet gestorven, op dat ick Gode leven soude.
20 Ick ben met Christo gecruyst. Ende ick leve, [doch] niet meer ick, maer Christus leeft in my: ende ’t gene ick nu in het vleesch leve, dat leve ick door het geloove des Soons Godts, die my lief gehadt heeft, ende hem selven voor my overgegeven heeft.
21 Ick en doe de genade Godts niet te niete. Want indien de rechtveerdicheyt door de Wet is, so is dan Christus te vergeefs gestorven.

Einde Galaten 2