Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 MEn hoort gantschelick [datter] hoererie onder u [is], ende soodanighe hoererie die oock onder de Heydenen niet genaemt en wordt, alsoo datter een sijns vaders huysvrouwe heeft. |
2 Ende zijt ghy [noch] opgeblasen, ende en hebt niet veel meer leet gedragen, op dat hy uyt het midden van u wech gedaen worde, die dese daedt begaen heeft? |
3 Doch ick, als wel met den lichame afwesende, maer tegenwoordigh zijnde met den geest, hebbe alreede als [of ick] tegenwoordigh [ware], den genen die dat alsoo bedreven heeft, besloten, |
4 Inden name onses Heeren Iesu Christi, als ghy lieden ende mijnen geest [te samen] vergadert sullen zijn, met de kracht onses Heeren Iesu Christi, |
5 Den sulcken over te geven den Satan, tot verderf des vleeschs, op dat de geest behouden mach worden, in den dagh des Heeren Iesu. |
6 Uwen roem en is niet goet. En weet ghy niet dat een weynich suerdeessems het geheele deech suer maeckt? |
7 Suyvert dan den ouden suerdeessem uyt, op dat ghy een nieuw deech zijn meucht, gelijck ghy ongesuert zijt. Want oock ons’ Pascha is voor ons geslachtet, [namelick] Christus. |
8 Soo dan laet ons Feest houden, niet in den ouden suerdeessem, noch in den suerdeessem der quaetheyt ende der boosheyt, maer in de ongesuerde [brooden] der oprechticheyt ende der waerheyt. |
9 Ick hebbe u geschreven in den brief, dat ghy u niet en soudet vermengen met den hoereerders: |
10 Doch niet geheelick met den hoereerders deser werelt, ofte met den gierigaerts, ofte met den roovers, ofte met den afgodendienaers: want anders soudt ghy moeten uyt de werelt gaen. |
11 Maer nu hebbe ick u geschreven, dat ghy u niet en sult vermengen, [namelick] indien yemandt een broeder genaemt zijnde, een hoereerder is, ofte een gierigaert, ofte een afgoden-dienaer, ofte een lasteraer, ofte een dronckaert, ofte een roover: dat ghy met soodanigen eenen oock niet en sult eten. |
12 Want wat hebbe ick oock die buyten zijn te oordeelen? Oordeelt ghy lieden niet die binnen zijn? |
13 Maer die buyten zijn oordeelt Godt. Ende doet ghy desen boosen uyt u-lieden wech. |