Statenvertaling.nl

sample header image

1 Korinthe 4 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Korinthe 4

1 ALsoo houde ons een [yeder] mensche, als dienaers Christi, ende uytdeelers der verborgentheden Godts.
2 Ende voorders wordt in de uytdeelers vereyscht, dat elck getrouw bevonden werde.
3 Doch my is voor het minste dat ick van u lieden geoordeelt worde, ofte van een menschelick oordeel: ja ick en oordeele oock my selven niet:
4 Want ick en ben my selven geens dincks bewist: doch ick en ben daer door niet gerechtveerdight: maer die my oordeelt, is de Heere.
5 Soo dan en oordeelt niets voor den tijdt, tot dat de Heere sal gekomen zijn, welcke oock in’t licht sal brengen ’t gene in de duysternisse verborgen is, ende openbaren de raedtslagen der herten: ende als dan sal een yegelick lof hebben van Gode.
6 Ende dese dingen, broeders, hebbe ick op my selven ende Apollo by gelijckenisse gepast, om uwen’t wille: op dat ghy aen ons soudt leeren niet te gevoelen boven ’t gene geschreven is, dat ghy niet, d’ eene om eens anders wille, opgeblasen en wordet tegen den anderen.
7 Want wie onderscheydt u? Ende wat hebt ghy dat ghy niet en hebt ontfangen? ende so ghy het oock ontfangen hebt, wat roemt ghy als of ghy het niet ontfangen en hadt?
8 Alreede zijt ghy versadight, alreede zijt ghy rijck geworden, sonder ons hebt ghy geheerscht: ende och of ghy heerschedet, op dat oock wy met u heerschen mochten.
9 Want ick achte dat Godt ons, die de laetste Apostelen zijn, ten toone heeft gestelt als tot der doot verwesen, want wy zijn een schouw-spel geworden de werelt, ende den Engelen, ende den menschen.
10 Wy [zijn] dwase om Christi wille, maer ghy zijt wijse in Christo: Wy zijn swacke, maer ghy stercke: ghy zijt heerlicke, maer wy verachtde.
11 Tot op dese tegenwoordige ure lijden wy honger, ende lijden wy dorst, ende sijn naeckt, ende worden met vuysten geslagen, ende en hebben geen vaste woonplaetse:
12 Ende arbeyden: werckende met onse eygene handen: wy worden gescholden, ende wy segenen: wy worden vervolght, ende wy verdragen:
13 Wy worden gelastert, ende wy bidden: wy zijn geworden als uytvaeghsels der werelt, [ende] aller afschrapsel tot nu toe.
14 Ick en schrijve dese dingen niet om u te beschamen, maer als mijne lieve kinderen vermane ick [u].
15 Want al haddet ghy tien duysent leer-meesters in Christo, so [en hebt ghy] doch niet vele vaders. Want in Christo Iesu hebbe ick u door ’t Euangelium geteelt.
16 Soo vermane ick u dan, zijt mijne naevolgers.
17 Daerom hebbe ick Timotheum tot u gesonden, die mijn lieve ende getrouwe sone is inden Heere, welcke u sal indachtich maken mijne wegen die in Christo zijn, gelijckerwijs ick alomme in alle Gemeynten leere.
18 Doch sommige zijn opgeblasen, als of ick tot u lieden niet komen en soude.
19 Maer ick sal haest tot u komen, so de Heere wil, ende ick sal [dan] verstaen niet de woorden der gene die opgeblasen zijn, maer de kracht.
20 Want het Coninckrijcke Godts en is niet [gelegen] in woorden, maer in kracht.
21 Wat wilt ghy? Sal ick met de roede tot u komen, ofte in liefde ende [in] den geest der sachtmoedigheyt.

Einde 1 Korinthe 4