Statenvertaling.nl

sample header image

1 Korinthe 16 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Korinthe 16

1 AEngaende nu de versamelinge die voor de heylige [geschiedt] gelijck als ick den Gemeynten in Galatia verordineert hebbe, doet oock ghy alsoo.
2 Op elcken eersten [dagh] der weke, legge een yegelijck van u [yet] by hem selven wech, vergaderende eenen schat, na dat hy welvaren vercregen heeft, op dat de versamelingen alsdan niet [eerst] en geschieden, wanneer ick gecomen sal zijn.
3 Ende wanneer ick daer sal gecomen zijn, die ghy sult bequaem achten door brieven, de selve sal ick senden om uwe gave na Ierusalem over te dragen.
4 Ende indien het [de moeyte] weerdigh mochte zijn dat ick oock [selve] reysen soude, so sullen sy met my reysen.
5 Doch ick sal tot u comen wanneer ick Macedonien sal doorgegaen hebben, (Want ick sal door Macedonien gaen.)
6 Ende ick sal mogelijck by u blijven, ofte oock overwinteren, op dat ghy my mooght geleyden waer ick sal henen reysen.
7 Want ick en wil u nu niet sien in’t voorbygaen, maer ick hope eenigen tijdt by u te blijven, indien ’t de Heere sal toelaten.
8 Maer ick sal te Ephesen blijven tot den Pinckster-[dagh].
9 Want my is een groote ende crachtige deure geopent, ende daer zijn vele tegenstanders.
10 So nu Timotheus comt, siet dat hy buyten vreese by u zy: want hy werckt het werck des Heeren gelijck als ick.
11 Dat hem dan niemandt en verachte: maer geleydt hem in vrede, op dat hy tot my come: want ick verwachte hem met de broederen.
12 Ende wat aengaet Apollos den broeder, ick hebbe hem zeer gebeden dat hy met de broederen tot u comen soude: maer het en was ganschelijck [sijnen] wille niet, dat hy nu soude komen: doch hy sal comen wanneer het hem wel gelegen sal zijn.
13 Waeckt, staet in het geloove, houdt u manlijck, zijt sterck:
14 Dat alle uwe dingen in der liefde geschieden.
15 Ende ick bidde u, broeders, ghy kent het huys van Stephanas, dat het is de eerstelingh van Achaja, ende [dat] sy haer selven den heyligen ten dienste hebben geschickt,
16 Dat ghy oock u den sodanigen onderwerpt, ende eenen yegelijcken die mede werckt ende arbeydt.
17 Ende ick verblijde my over de aencomste van Stephanas, ende Fortunatus, ende Achaicus, want dese hebben vervult ’t gene [my] aen u ontbrack.
18 Want sy hebben mijnen geest verquickt, ende [oock] den uwen. Erkent dan de sodanige.
19 U groeten de Gemeynten van Asia. U groeten zeer inden Heere, Aquila ende Priscilla, met de Gemeynte die tot haren huyse is.
20 U groeten alle de broeders. Groetet malcanderen met eenen heyligen kus.
21 De groetenisse met mijne handt, Pauli.
22 Indien yemandt den Heere Iesum Christum niet lief en heeft, die zy een vervloeckinge, Maranatha.
23 De genade des Heeren Iesu Christi zy met u.
24 Mijn liefde zy met u allen in Christo Iesu. Amen.

Einde 1 Korinthe 16