Statenvertaling.nl

sample header image

1 Korinthe 1 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Korinthe 1

1 PAULUS een geroepen Apostel Jesu Christi, door den wille Godts, ende Sosthenes de broeder,
2 Aen de Gemeynte Godts die te Corinthen is, den geheylighden in Christo Iesu, den geroepenen heyligen, met alle die den name onses Heeren Iesu Christi aenroepen in alle plaetse, beyde hares ende onses [Heeren].
3 Genade zy u ende vrede van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo.
4 Ick dancke mijnen Godt alle tijdt over u, van wegen de genade Godts die u gegeven is in Christo Iesu.
5 Dat ghy in alles zijt rijcke geworden in hem, in alle reden ende alle kennisse:
6 Gelijck het getuygenisse Christi bevestight is onder u.
7 Alsoo dat het u aen geen gave en ontbreeckt, verwachtende de openbaringe onses Heeren Iesu Christi.
8 Welcke [Godt] u oock sal bevestigen tot den eynde toe, [om] onstraffelick [te zijn] in den dagh onses Heeren Iesu Christi.
9 Godt is getrouw, door welcken ghy geroepen zijt tot de gemeynschap sijns Soons Iesu Christi onses Heeren.
10 Maer ick bidde u, broeders, door den name onses Heeren Iesu Christi, dat ghy alle het selve spreeckt, ende [dat] onder u geene scheuringen en zijn, maer [dat] ghy te samen gevoeght zijt in eenen selven sin, ende in een selve gevoelen.
11 Want my is van u bekent gemaeckt, mijne broeders, door die van Chloës [huysgesin zijn], datter twisten onder u zijn.
12 Ende dit segge ick, dat een yegelick van u seght, Ick ben Pauli, ende ick Apollo, ende ick Cephe, ende ick Christi.
13 Is Christus gedeelt? Is Paulus voor u gecruyst? Of zijt ghy in Pauli name gedoopt?
14 Ick dancke Godt, dat ick niemant van u lieden gedoopt en hebbe, dan Crispum ende Gajum:
15 Op dat niet yemandt en segge, dat ick in mijnen name gedoopt hebbe.
16 Doch ick hebbe oock het huysgesin van Stephanas gedoopt: voorts en weet ick niet of ick yemandt anders gedoopt hebbe.
17 Want Christus en heeft my niet gesonden om te doopen, maer om het Euangelium te verkondigen: niet met wijsheyt van woorden, op dat het cruyce Christi niet verydelt en worde.
18 Want het woordt des cruyces is wel, den genen die verloren gaen, dwaesheyt: maer ons die behouden worden is het een kracht Godts.
19 Want daer is geschreven, Ick sal de wijsheydt der wijse doen vergaen, ende het verstant der verstandighe sal ick te niete maken.
20 Waer is de wijse? Waer is de Schriftgeleerde? Waer is de ondersoecker deser eeuwe? En heeft Godt de wijsheyt deser werelt niet dwaes gemaeckt?
21 Want nademael in de wijsheyt Godts de werelt Godt niet en heeft gekent door de wijsheyt, soo heeft het Gode behaeght door de dwaesheyt der predikinge saligh te maken die gelooven:
22 Overmits de Ioden een teecken begeeren, ende de Griecken wijsheydt soecken:
23 Doch wy prediken Christum den gecruycighden, den Ioden wel een ergernisse, ende den Griecken eene dwaesheyt:
24 Maer haer die geroepen zijn, beyde Ioden ende Griecken, [prediken wy] Christum de kracht Godts, ende de wijsheyt Godts.
25 Want het dwase Godts is wijser dan de menschen: ende het swacke Godts is stercker dan de menschen.
26 Want ghy siet uwe roepinge, broeders, dat [ghy] niet vele wijse [en zijt] na den vleesche, niet vele machtige, niet vele edele.
27 Maer het dwase der werelt heeft Godt uytverkoren, op dat hy de wijse beschamen soude: ende het swacke der werelt heeft Godt uytverkoren, op dat hy het stercke soude beschamen.
28 Ende het onedele der werelt, ende het verachte, heeft Godt uytverkoren, ende het gene niet en is, op dat hy ’t gene [yet] is te niete soude maken.
29 Op dat geen vleesch en soude roemen voor hem.
30 Maer uyt hem zijt ghy in Christo Iesu, die ons geworden is wijsheyt van Gode, ende rechtveerdigheyt, ende heylighmakinge, ende verlossinge.
31 Op dat [het zy], gelijck geschreven is, Die roemt, roeme inden Heere.

Einde 1 Korinthe 1