Statenvertaling.nl

sample header image

Romeinen 5 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Romeinen 5

1 WY dan gerechtveerdight zijnde uyt den geloove hebben vrede by Godt door onsen Heere Iesum Christum:
2 Door welcken wy oock de toeleydinge hebben door’t geloove tot dese genade, in welcke wy staen, ende roemen in de hope der heerlickheyt Godts.
3 Ende niet alleenlick [dit], maer wy roemen oock inde verdruckingen: wetende dat de verdruckinge lijdsaemheyt werckt:
4 Ende de lijdtsaemheyt bevindinge, ende de bevindinge hope:
5 Ende de hope en beschaemt niet, om dat de liefde Godts in onse herten uytgestort is door den heyligen Geest, die ons is gegeven.
6 Want Christus, als wy noch krachteloos waren, is te sijner tijdt voor de godloose gestorven.
7 Want nauwlijck sal yemandt voor eenen rechtveerdigen sterven: want voor den goeden sal mogelijck yemandt oock bestaen te sterven.
8 Maer Godt bevesticht sijne liefde tegen ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wy noch sondaers waren.
9 Veel meer dan, zijnde nu gerechtveerdigt door sijn bloedt, sullen wy door hem behouden worden van den toorn.
10 Want indien wy vianden zijnde met Godt versoent zijn door den doodt sijns Soons, veel meer sullen wy versoent zijnde behouden worden door sijn leven.
11 Ende niet alleenlijck [dit], maer wy roemen oock in Godt, door onsen Heere Iesum Christum, door welcken wy nu de versoeninge gecregen hebben.
12 Daerom gelijck door eenen mensche de sonde in de werelt ingekomen is, ende door de sonde de doodt: ende alsoo de doodt tot alle menschen doorgegaen is in welcken alle gesondight hebben.
13 Want tot de Wet was de sonde inde werelt: maer de sonde en wort niet toe-gerekent, alser geen wet en is.
14 Maer de doot heeft geheerschet van Adam tot Mosem toe, oock over de gene die niet gesondight en hadden in de gelijckheydt der overtredinghe Adams, welcke een voorbeeldt is des genen die komen soude.
15 Doch niet, gelijck de misdaet, alsoo is oock de genaden-gifte. Want indien door de misdaet van eenen vele gestorven zijn, so is veel meer de genade Godts ende de gave door de genade, die daer is eenes menschen Iesu Christi, overvloedich geweest over vele.
16 Ende niet gelijck [de schult was] door den eenen die gesondight heeft, [alsoo is] de gifte. Want de schult is wel uyt eene [misdaet] tot verdoemenisse: maer de genaden-gifte is uyt vele misdaden tot rechtveerdigh-makinge.
17 Want indien door de misdaet van eenen de doodt geheerscht heeft door dien eenen, veel meer sullen de gene, die den overvloedt der genade ende der gave der rechtveerdicheyt ontfangen, in het leven heerschen door dien eenen [namelijck] Iesum Christum.
18 Soo dan gelijck door eene misdaet [de schult gekomen is] over alle menschen tot verdoemenisse: also oock door eene rechtveerdigheyt [komt de genade] over alle menschen tot rechtveerdighmakinge des levens.
19 Want gelijck door de ongehoorsaemheydt van dien eenen mensche vele [tot] sondaers gestelt zijn geworden, alsoo sullen oock door de gehoorsaemheyt van eenen vele [tot] rechtveerdige gestelt worden.
20 Maer de wet is boven dien ingekomen, opdat de misdaet te meerder worde: ende waer de sonde meerder geworden is, [daer] is de genade veel meer overvloedigh geweest.
21 Op dat ghelijck de sonde gheheerscht heeft tot de doot, alsoo oock de genade soude heerschen door rechtveerdigheyt tot het eeuwige leven, door Iesum Christum onsen Heere.

Einde Romeinen 5