Statenvertaling.nl

sample header image

Romeinen 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Romeinen 13

1 ALle ziele zy den Machten over [haer] gestelt onderworpen. Want daer en is geen Macht dan van Godt: ende de Machten die daer zijn, die zijn van Godt geordineert.
2 Alsoo dat die hem tegen de Macht stelt, de ordinantie Gods wederstaet: ende die’se wederstaen, sullen over haer selven een oordeel halen.
3 Want de Overste en zijn niet [tot] een vreese den goeden wercken, maer den quaden. Wilt ghy nu de Macht niet vreesen? doet het goede, ende ghy sult lof van haer hebben.
4 Want sy is Godts dienaresse, u ten goede. Maer indien ghy quaet doet, soo vreest: want sy en draeght het sweerdt niet te vergeefs. Want sy is Godts dienaresse, een wreeckster tot straffe den genen die quaedt doet.
5 Daerom is’t noodigh onderworpen te zijn, niet alleenlijck om der straffe, maer oock om der conscientie wille.
6 Want daerom betaelt ghy oock schattinge: want sy dienaers Godts zijn in dit selve geduerichlijck besich zijnde.
7 So geeft dan een yegelijck dat ghy schuldigh zijt: schattinge, dien ghy de schattinge: tol, dien ghy den tol: vreese, dien ghy den vreese: eere, dien ghy de eere [schuldigh zijt].
8 En zijt niemant yet schuldigh, dan malkanderen lief te hebben. Want die den anderen lief heeft, die heeft de Wet vervult.
9 Want dit, Ghy en sult geen overspel doen, Ghy en sult niet doodeen, Ghy en sult niet stelen, Ghy en sult geen valsche getuygenisse geven, Ghy en sult niet begeeren, ende so daer eenich ander gebodt is, wort in dit woort als in een hooft-somme begrepen, [namelijck] in dit, Ghy sult uwen naesten lief hebben gelijck u selven.
10 De liefde en doet den naesten geen quaet. So is dan de liefde de vervullinge der Wet.
11 Ende dit [segge ick te meer] dewijle wy de gelegenheyt des tijts weten, dat het de uyre is, dat wy nu uyt den slaep opwaken: want de salicheyt is ons nu naerder, dan doe wy [eerst] gelooft hebben.
12 De nacht is voorby gegaen, ende de dagh is naby gecomen. Laet ons dan afleggen de wercken der duysternisse, ende aendoen de wapenen des lichts.
13 Laet ons als inden dagh, eerlijck wandelen: niet in brasserien ende dronckenschappen, niet in slaepkameren ende ontuchticheden, niet in twiste ende nijdicheyt:
14 Maer doet aen den Heere Iesum Christum, ende en versorght het vleesch niet tot begeerlickheden.

Einde Romeinen 13