Statenvertaling.nl

sample header image

Romeinen 12 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Romeinen 12

1 ICk bidde u dan, broeders, door de ontfermingen Godts, dat ghy uwe lichaemen stelt tot een levende, heylige, [ende] Gode welbehagelijcke offerande, [welcke is] uwen redelijcken Godts-dienst.
2 Ende en wort deser werelt niet gelijckformich, maer wort verandert door de vernieuwinge uwes gemoets, op dat ghy meucht beproeven welcke de goede ende welbehagende, ende volmaeckte wille Godts zy.
3 Want door de genade die my gegeven is, segge ick eenen yegelicken die onder u is, dat hy niet wijs en zy boven het gene men behoort wijs te zijn: maer dat hy wijs zy tot maticheyt, gelijck als Godt eenen yegelicken de mate des geloofs gedeelt heeft.
4 Want gelijck wy in een lichaem vele leden hebben, ende de leden alle niet de selve werckinge en hebben:
5 Alsoo zijn wy vele een lichaem in Christo, maer elck een zijn wy malcanders leden.
6 Hebbende nu verscheydene gaven, na de genade die ons gegeven is,
7 [So laet ons die gaven besteden], het zy prophetie, na de mate des geloofs: het zy bedieninge, in het bedienen: het zy die leert, in het leeren:
8 Het zy die vermaent, in het vermanen: die uyt deelt, in eenvoudicheyt: die een voorstander is, in neersticheyt die barmherticheyt doet, in blymoedicheyt.
9 De liefde zy ongeveynst. Hebt eenen afkeer van het boose, ende hanght het goede aen.
10 Hebt malcanderen hertelijck lief met broederlijcke liefde. Met eere d’een den anderen voorgaende.
11 Zijt niet traech in ’t beneerstigen. Zijt vyerich van geeste. Dient den Heere.
12 Verblijdt u in de hope. Zijt geduldigh inde verdruckinge. Volherdet in den gebede.
13 Deelt mede tot de behoeften der heylige. Tracht na herbergsaemheyt.
14 Segent’se die u vervolgen: segent ende en vervloeckt niet.
15 Verblijdt u met den blijden: ende weent met den weenenden.
16 Weest eens gesint onder malkanderen. En tracht niet nae de hooge dingen, maer voeght u tot de nedrige. En zijt niet wijs by u selven.
17 Vergeldet niemandt quaet voor quaet. Besorgt ’tgene eerlijck is voor alle menschen.
18 Indien het mogelijck is, so veel in u is, houdt vrede met alle menschen.
19 En wreeckt u selven niet, beminde: maer geeft den toorne plaetse. Want daer is geschreven, My [komt] de wraecke [toe]: ick sal ’t vergelden, seght de Heere.
20 Indien dan uwen vyandt hongert, soo spijsight hem: indien hem dorst, soo geeft hem te drincken. Want dat doende sult ghy colen vyers op sijn hooft hoopen.
21 En wort van het quaedt niet overwonnen, maer overwint het quaet door het goedt.

Einde Romeinen 12