Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 5 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 5

1 ENde een seker man met name Ananias, met Sapphira sijn wijf, vercocht een have:
2 Ende ontrock van den prijs, oock met mede-weten sijns wijfs: ende bracht een seker deel, ende leyde [dat] aen de voeten der Apostelen.
3 Ende Petrus seyde, Anania, waerom heeft de Satan uw’ herte vervult, dat ghy den heyligen Geest liegen soudet, ende ontrecken van den prijs des landts?
4 So het gebleven ware, en bleef het niet uwe? ende vercocht zijnde, en was het niet in uwe macht? Wat ist dat ghy dese daedt in uw’ herte hebt voor-genomen? Ghy en hebt den menschen niet gelogen, maer Gode.
5 Ende Ananias dese woorden hoorende viel neder, ende gaf den geest. Ende daer quam groote vreese over alle die dit hoorden.
6 Ende de jongelingen opstaende schickten hem toe, ende droegen [hem] uyt, ende begroeven [hem].
7 Ende het was ontrent dry uyren daer na, dat oock sijn wijf daer in quam, niet wetende watter geschiet was:
8 Ende Petrus antwoordde haer, Seght my, hebt ghy lieden het landt voor so veel vercocht? Ende sy seyde, Ia, voor so veel.
9 Ende Petrus seyde tot haer, Wat ist dat ghy onder u hebt over een gestemt te versoecken den Geest des Heeren? Siet de voeten der gene die uwen man begraven hebben zijn voor de deure, ende sullen u uytdragen.
10 Ende sy viel terstont neder voor sijne voeten, ende gaf den geest. Ende de jongelingen ingekomen zijnde vonden’se doodt, ende droegen’[se] uyt, ende begroeven’[se] by haren man.
11 Ende daer quam groote vreese over de geheele Gemeynte, ende over alle die dit hoorden.
12 Ende door de handen der Apostelen geschiedden vele teeckenen ende wonderen onder het volck: Ende sy waren alle eendrachtelick in het Voorhof Salomons.
13 Ende van de andere en durfde niemandt sich by haer voegen: maer het volck hield’se in grootachtinge.
14 Ende daer wierdender meer ende meer toe gedaen, die den Heere geloofden, menichten beyde van mannen ende van vrouwen.
15 Alsoo dat sy de crancke uytdroegen op de straten, ende leyden op bedden ende beddekens, op dat als Petrus quam, oock maer de schaduwe yemandt van haer beschaduwen mochte.
16 Ende oock de menichte uyt de omliggende steden quam gesamentlick te Ierusalem, brengende crancke, ende die van onreyne geesten gequelt waren: welcke alle genesen wierden.
17 Ende de Hoogepriester stont op, ende alle die met hem waren (welcke was de secte der Sadduceen) ende wierden vervult met nijdicheyt.
18 Ende sloegen hare handen aen de Apostelen, ende setteden’se in de gemeyne gevangenisse.
19 Maer de Engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenisse, ende leydde’se uyt, ende seyde,
20 Gaet henen, ende staet, ende spreeckt in den Tempel tot het volck alle de woorden deses levens.
21 Als sy nu [dit] gehoort hadden, gingen sy tegen den morgenstont inden Tempel, ende leerden. Maer de Hooge-priester, ende die met hem waren, gekomen zijnde riepen den Raedt te samen, ende alle de Oudtste der kinderen Israëls, ende sonden na den kercker, om haer te halen.
22 Doch als de Dienaers daer quamen, en vonden sy haer in de gevangenisse niet, maer keerden wederom, ende boodschapten [dit],
23 Seggende, Wy vonden wel den kercker met alle versekertheyt toe-gesloten, ende de wachters buyten staende voor de deuren, maer als wy [die] geopent hadden, en vonden wy niemandt daer binnen.
24 Doe nu de [Hooge-]priester, ende de Hooftman des Tempels, ende de Over-priesters dese woorden hoorden, wierden sy twijfelmoedigh over haer, wat doch dit worden soude.
25 Ende daer quam een, ende boodschapte haer, seggende, Siet, de mannen die ghy in de gevangenisse gesett hebt, staen in den Tempel, ende leeren het volck.
26 Doe ginck de Hooftman henen, met de Dienaeren, ende bracht’se, [doch] niet met gewelt. ( want sy vreesden het volck, op dat sy niet gesteenight en wierden.)
27 Ende als sy haer gebracht hadden, stelden sy’se voor den Raedt: ende de Hooge-priester vraeghde haer, ende seyde,
28 Hebben wy u niet ernstelick aengeseght, dat ghy in desen name niet en soudet leeren? ende siet, ghy hebt met dese uwe leere Ierusalem vervult, ende ghy wilt het bloedt deses menschen over ons brengen.
29 Maer Petrus ende de Apostelen antwoordden, ende seyden, Men moet Gode meer gehoorsaem zijn dan den menschen.
30 De Godt onser Vaderen heeft Iesum opgeweckt, welcken ghy omgebracht hebt, hangende [hem] aen het houdt.
31 Desen heeft Godt door sijne rechter-[handt] verhooght [tot] eenen Vorst ende Salighmaker, om Israël te geven bekeeringe ende vergevinge der sonden.
32 Ende wy sijn sijne getuygen van dese woorden: ende oock de heylige Geest, welcken Godt gegeven heeft den genen die hem gehoorsaem zijn.
33 Als sy nu [dit] hoorden berstede haer [’t herte], ende hielden raedt om haer te dooden.
34 Maer een seker Phariseus stont op in den Raedt, met name Gamaliël, een Leeraer der Wet, in weerde gehouden by al het volck, ende geboodt datmen de Apostelen een weynich soude doen buyten [staen].
35 Ende seyde tot haer, Ghy Israëlitische mannen, siet voor u wat ghy doen sult, aengaende dese menschen.
36 Want voor dese dagen stondt Theudas op, seggende dat hy wat was, dien een getal van ontrent vier hondert mannen aenhinck: welcke is omgebracht, ende alle die hem gehoor gaven zijn verstroyt, ende tot niet geworden.
37 Na hem stond op Iudas Galileus, inde dagen der beschrijvinge, ende maeckte veel volcks afvalligh achter hem: ende dese is oock vergaen, ende alle die hem gehoor gaven, zijn verstroyt geworden.
38 Ende nu segge ick u lieden, houdt af van dese menschen, ende laet’se [gaen], want indien desen raedt, ofte dit werck uyt menschen is, soo sal het gebroken worden.
39 Maer indien het uyt Godt is, so en condt ghy dat niet breken, op dat ghy niet misschien gevonden en wort oock tegen Godt te strijden.
40 Ende sy gaven hem gehoor: ende als sy de Apostelen tot haer geroepen hadden geesselden sy [de selve], ende geboden [haer] dat’se niet en souden spreken in den name Iesu: ende lieten’se gaen.
41 Sy dan gingen henen van het aengesicht des Raedts, verblijdt zijnde dat sy waren weerdigh geacht geweest om sijns naems wille smaetheyt te lijden.
42 Ende sy en hielden niet op alle dage inden Tempel, ende by de huysen te leeren, ende Iesum Christum te vercondigen.

Einde Handelingen 5