Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 3

1 PEtrus nu ende Ioannes gingen te samen op na den Tempel, ontrent de uyre des gebedts, zijnde de negende [uyre]:
2 Ende een seker man, die creupel was van sijns moeders lijve, wiert gedragen: welcken sy dagelijcks setteden aen de deure des tempels, genaemt de Schoone, om een aelmoesse te begeeren, van de gene die in den Tempel gingen.
3 Welcke Petrum ende Ioannem siende, als sy inden Tempel souden ingaen, badt dat hy een aelmoesse mochte ontfangen.
4 Ende Petrus sterck op hem siende, met Ioanne, seyde, Siet op ons.
5 Ende hy hield [de oogen] op haer, verwachtende dat hy yet van haer soude ontfangen.
6 Ende Petrus seyde, Silver ende gout en hebbe ick niet: maer ’t gene ick hebbe dat geve ick u, In den name Iesu Christi des Nazareners, staet op ende wandelt.
7 Ende hem grijpende by de rechter handt, rechtede [hem] op, ende terstont wierden sijne voeten ende enckelen vast.
8 Ende hy op-springende stont ende wandelde, ende ginck met haer in den Tempel, wandelende ende springende, ende lovende Godt.
9 Ende alle het volck sagh hem wandelen ende Godt loven.
10 Ende sy kenden hem dat hy die was, die om een aelmoesse geseten hadden aen de Schoone poorte des Tempels: ende sy wierden vervult met verbaestheyt ende ontsettinge, over het gene dat hem geschiet was.
11 Ende als de creupele, die gesont gemaeckt was, [aen] Petrum ende Ioannem vast hield, liep alle het volck gesamentlick tot haer in het voorhof, ’t welck Salomons [voorhof] genaemt wort, verbaest zijnde.
12 Ende Petrus [dat] siende antwoordde tot het volck, Ghy Israëlitische mannen, wat verwondert ghy u over dit? ofte wat siet ghy [so] sterck op ons, als of wy door onse eygene kracht ofte Godtsalicheyt desen hadden doen wandelen?
13 De Godt Abrahams, ende Isaacs, ende Iacobs, de Godt onser Vaderen, heeft sijn kindt Iesum verheerlijckt, welcken ghy overgelevert hebt, ende hebt hem verloochent voor het aengesicht Pilati, als hy oordeelde datmen [hem] soude los laten.
14 Maer ghy hebt den heyligen ende rechtveerdigen verloochent, ende hebt begeert dat u een man, die een doodt-slager was, soude geschoncken worden:
15 Ende den Vorst des levens hebt ghy gedoodet, welcken Godt opgeweckt heeft uyt den dooden: waer van wy getuygen zijn.
16 Ende door het geloove in sijnen naem heeft sijnen naem desen gesterckt, dien ghy siet ende kent: ende het geloove dat door hem is, heeft hem dese volmaeckte gesontheyt gegeven, in uwer aller tegenwoordicheyt.
17 Ende nu, Broeders, ick weet dat ghy’t door onwetenheyt gedaen hebt, gelijck als oock uwe Overste:
18 Maer Godt heeft alsoo vervult, ’tgene hy door den mondt aller sijner Propheten te voren verkondight hadde, dat de Christus lijden soude.
19 Betert u dan, ende bekeert u, op dat uwe sonden mogen uytgewischt worden: wanneer de tijden der verkoelinge sullen gekomen zijn, van het aengesicht des Heeren,
20 Ende hy gesonden sal hebben Iesum Christum, die u te voren gepredickt is:
21 Welcken de Hemel moet ontfangen tot de tijden der weder-oprechtinge aller dingen, die Godt gesproken heeft door den mond aller sijner heylige Propheten van [alle] eeuwe.
22 Want Moses heeft tot de Vaderen geseght, De Heere uwe Godt sal u eenen Propheet verwecken uyt uwe broederen gelijck my: dien sult ghy hooren, in alles wat hy tot u spreken sal.
23 Ende het sal geschieden, dat alle ziele die desen Propheet niet en sal gehoort hebben, uytgeroeyt sal worden uyt den volcke.
24 Ende oock alle de Propheten van Samuel aen, ende die daerna [gevolght zijn], so vele als’er hebben gesproken, die hebben oock dese dagen te voren verkondight.
25 Ghy lieden zijt kinderen der Propheten, ende des Verbondts, ’t welck Godt met onse Vaderen opgerecht heeft, seggende tot Abraham, Ende in uwen zaede sullen alle geslachten der aerde gesegent worden.
26 Godt opgeweckt hebbende sijn kint Iesum, heeft den selven eerst tot u gesonden, dat hy u lieden segenen soude daer in dat hy een yegelijck [van u] afkeere van uwe boosheden.

Einde Handelingen 3