Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 28 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 28

1 ENde als sy ontcomen waren, doe verstonden sy dat het eylandt Melite hiet.
2 Ende de barbaren bewesen ons geen gemeyne vriendelijckheyt. Want een groot vyer onsteken hebbende, namen sy ons alle in, om den regen die over quam, ende om de coude.
3 Ende als Paulus eenen hoop ryseren by een geraept ende op het vyer geleydt hadde, quam daer een adder uyt door de hitte, ende vattede sijne handt.
4 Ende als de barbaren de beeste sagen aen sijne handt hangen, seyden sy tot malcanderen, Dese mensche is gewisselijck een doodt-slager, welcken de wrake niet en laet leven, daer hy uyt de zee ontkomen is.
5 Maer hy schuddede het beest af in het vyer, ende en leed niet quaets:
6 Ende sy verwachteden dat hy soude opswellen, ofte terstondt doodt nedervallen. Maer als sy lange verwacht hadden, ende sagen dat geen ongemack over hem en quam, werden sy verandert, ende seyden dat hy een Godt was.
7 Ende hier ontrent deselve plaetse hadde de voornaemste van’t eylandt met name Publius [sijne] landt-hoeven, die ons ontfingh, ende dry dagen vriendelijck herberghde.
8 Ende het geschiedde dat de vader van Publius, met cortsen ende den rooden loop bevangen zijnde, te bedde lagh: tot den welcken Paulus in ginck, ende als hy gebeden hadde, leyde hy de handen op hem, ende maeckte hem gesont.
9 Als dit dan geschiet was, quamen oock tot hem de andere die kranckheden hadden in het eylandt, ende wierden genesen.
10 Die ons oock eerden met vele eere, ende als wy vertrecken souden, bestelden sy [ons] ’t gene van noode was.
11 Ende na dry maenden voeren wy af in een schip van Alexandrien, dat in ’t eylandt overwintert hadde, hebbende tot een teecken, Castor en Pollux.
12 Ende als wy tot Syracusen aengecomen waren, bleven wy [aldaer] dry dagen.
13 Van waer wy omme voeren, ende quamen aen tot Rhegium: ende alsoo na eenen dagh de windt Zuydt wert, quamen wy den tweeden dagh tot Puteolen.
14 Alwaer wy broeders vonden, ende wierden gebeden seven dagen by haer te blijven: ende alsoo gingen wy na Roomen.
15 Ende van daer quamen de broeders, van onse saecken gehoort hebbende, ons te gemoete tot Appij-merckt, ende de Dry-tabernen: welcke Paulus siende, danckte hy Godt, ende greep eenen moedt.
16 Ende doe wy te Roomen gekomen waren, gaf den Hooftman de gevangene over aen den Oversten des legers: maer Paulo wiert toegelaten op hem selven te woonen met den krijghsknecht die hem bewaerde.
17 Ende het geschiedde na dry dagen, dat Paulus te samen riep de gene die de voornaemste der Ioden waren: Ende als sy te samen gekomen waren, seyde hy tot haer, Mannen broeders, ick die niets gedaen en hebbe tegen het volck, ofte de vaderlijcke gewoonten, ben gebonden uyt Ierusalem over-gelevert in de handen der Romeynen.
18 De welcke my ondersocht hebbende, wilden [my] los laten, omdat geen schult des doots in my en was.
19 Maer als de Ioden [sulcks] tegen spraken, wiert ick genoodsaeckt my op den Keyser te beroepen: [doch] niet als of ick yet hadde mijn volck te beschuldigen.
20 Om dese oorsaecke dan hebbe ick u by my geroepen, om [u] te sien, ende aen te spreken: want van wegen de hope Israëls ben ick met dese keten om-vangen.
21 Maer sy seyden tot hem, Wy en hebben noch brieven u aengaende van Iudea ontfangen: noch yemandt van de broederen hier gekomen zijnde en heeft van u yet quaets gebootschapt, ofte gesproken.
22 Maer wy begeeren wel van u te hooren wat ghy gevoelt: want wat dese secte aengaet, ons is bekent, dat’se over al tegengesproken wort.
23 Ende als sy hem eenen dagh gestelt hadden, quamender vele in [sijne] woonplaetse: den welcken hy het Coninckrijcke Godts uytleyde, ende betuyghde, ende pooghde haer te bewegen tot het geloove Iesu, beyde uyt de wet Mosis ende de Propheten, van ’smorgens vroegh tot den avondt toe.
24 Ende sommige geloofden wel het gene dat geseght wiert, maer sommige en geloofden niet.
25 Ende tegen malcanderen oneens zijnde scheydden sy: als Paulus [dit] een woort geseght hadde, [namelick] Wel heeft de heylige Geest gesproken door Esaiam den propheet tot onse vaderen,
26 Seggende, Gaet henen tot dit volck, ende segt, Met het gehoor sult ghy hooren, ende geensins verstaen: ende siende sult ghy sien, ende geensins bemercken.
27 Want het herte deses volcks is dick geworden, ende met de ooren hebben sy swaerlijck gehoort, ende hare oogen hebben sy toegedaen: op dat sy niet te eeniger tijdt met de oogen en souden sien, ende met de ooren hooren, ende met het herte verstaen, ende sy haer bekeeren, ende ick haer genese.
28 Het zy u dan bekent, dat de salicheyt Gods den Heydenen gesonden is, ende deselve sullen hooren.
29 Ende als hy dit geseght hadde, gingen de Ioden wech, vele twistinge hebbende onder malcanderen.
30 Ende Paulus bleef twee geheele jaren in sijn eygen gehuerde wooninge: ende ontfingh alle die tot hem quamen:
31 Predikende het Coninckrijcke Gods, ende leerende van den Heere Iesu Christo met alle vrymoedicheyt, onverhindert.

Einde Handelingen 28