Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 21 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 21

1 ENde als het geschiedde dat wy van haer gescheyden ende afgevaren waren, so liepen wy recht uyt ende quamen tot Coos, ende den [dagh] daer aen tot Rhodos, ende van daer tot Patara.
2 Ende een schip gevonden hebbende dat na Phenicien overvoer, gingen wy daer in, ende voeren af.
3 Ende als wy Cypren in’t gesichte gekregen, ende dat aen de slincker-[handt] gelaten hadden, voeren wy na Syrien, ende quamen aen tot Tyrus: want het schip soude aldaer den last ontladen.
4 Ende de discipelen gevonden hebbende, bleven wy daer seven dagen: dewelcke tot Paulum seyden door den Geest, dat hy niet en soude opgaen na Ierusalem.
5 Doe het nu geschiedde dat wy dese dagen overgebracht hadden, gingen wy uyt, ende reysden [voort], ende sy geleydden ons alle met vrouwen ende kinderen tot buyten de stadt: ende aen den oever nederknielende hebben wy gebeden.
6 Ende als wy malkanderen gegroet hadden, gingen wy in het schip: maer sy lieden keerden wederom [elck] nae het sijne.
7 Wy nu de schipvaert volbracht hebbende van Tyrus, quamen aen tot Ptolomais, ende de broeders gegroet hebbende, bleven eenen dagh by haer.
8 Ende des anderen [daeghs], Paulus ende wy die met hem waren, gingen van daer ende quamen tot Cesareen: ende gegaen zijnde in het huys Philippi des Euangelists (die [een] was van de seven) bleven wy by hem.
9 Dese nu hadde vier dochters, [noch] maeghden, die propheteerden.
10 Ende als wy [daer] vele dagen gebleven waren, quam daer een seker Propheet af van Iudea, met name Agabus:
11 Ende hy quam tot ons, ende nam den gordel Pauli, ende sijns selfs handen ende voeten gebonden hebbende, seyde, Dit seght de heylige Geest, Den man, wiens dese gordel is, sullen de Ioden alsoo te Ierusalem binden, ende overleveren in de handen der heydenen.
12 Als wy nu dit hoorden, baden beyde wy ende die van die plaetse waren, dat hy niet en soude opgaen na Ierusalem.
13 Maer Paulus antwoordde, Wat doet ghy, dat ghy weent, ende mijn herte weeck maeckt? Want ick ben bereydt niet alleen gebonden te worden, maer oock te sterven te Ierusalem voor den name des Heeren Iesu.
14 Ende als hy hem niet en liet afraden, hielden wy ons te vreden, seggende, De wille des Heeren geschiede.
15 Ende na die dagen maeckten wy ons gereet, ende gingen op na Ierusalem.
16 Ende met ons gingen oock [sommige] der Discipelen van Cesareen, leydende [met haer] eenen sekeren Mnason van Cypren, eenen ouden discipel, by den welcken wy souden t’huys liggen.
17 Ende als wy te Ierusalem gekomen waren, ontfingen ons de broeders blijdelijck.
18 Ende den volgenden [dagh] ginck Paulus met ons in tot Iacobum: ende alle de Ouderlingen waren daer gekomen.
19 Ende als hy’se gegroet hadde, verhaelde hy van stuck tot stuck, wat Godt onder de Heydenen door sijnen dienst gedaen hadde.
20 Ende sy [dat] gehoort hebbende, loofden den Heere: ende seyden tot hem, Ghy siet, broeder, hoe vele duysenden van Ioden daer zijn die gelooven: ende sy zijn alle yveraers van de Wet.
21 Ende sy zijn aengaende u bericht, dat ghy alle de Ioden, die onder de heydenen zijn, leert van Moses afvallen, seggende dat sy de kinderen niet en souden besnijden, noch na de wijsen [der Wet] wandelen.
22 Wat isser dan [te doen]? Het is gansch noodigh dat de menichte te samen kome: want sy sullen hooren dat ghy gekomen zijt.
23 Doet dan ’tgene wy u seggen: Wy hebben vier mannen die een gelofte gedaen hebben.
24 Neemt dese tot u, ende heylight u met haer, ende doet de onkosten nevens haer, op dat sy het hooft bescheeren mogen: ende alle mogen weten datter niet en is aen ’tgene daer van sy, aengaende u, bericht zijn: maer [dat] ghy [alsoo] wandelt, dat ghy oock selve de Wet onderhoudt.
25 Doch van de heydenen die gelooven, hebben wy geschreven ende goetgevonden, dat sy niet diergelijcks en souden onderhouden, dan dat sy haer wachten van ’t gene den afgoden geoffert is, ende van bloedt, ende van ’t verstickte, ende van hoererie.
26 Doe nam Paulus de mannen met hem, ende den dagh daer aen met haer geheylight zijnde, ginck hy in den Tempel, ende verkondigde dat de dagen der heyliginge vervult waren, [blijvende daer] tot dat voor een yegelijck van haer de offerande opgeoffert was.
27 Als nu de seven dagen souden voleyndight worden, sagen hem de Ioden van Asien inden Tempel, ende beroerden alle het volck, ende sloegen de handen aen hem:
28 Roepende, Ghy Israëlitische mannen comet te hulpe: Dese is de mensche die tegen het volck, ende de Wet, ende dese plaetse alle [man] overal leert: ende boven dien heeft hy oock Griecken in den Tempel gebracht, ende heeft dese heylige plaetse ontheylight.
29 Want sy hadden te voren Trophimum den Ephesier met hem in de stadt gesien, welcken sy meynden dat Paulus in den Tempel gebracht hadde.
30 Ende de geheele stadt quam in roere, ende het volck liep te samen: ende sy grepen Paulum, ende trocken hem buyten den Tempel: ende terstont wierden de deuren gesloten.
31 Ende als sy hem sochten te dooden, quam het geruchte tot den Oversten der bende, dat geheel Ierusalem in verwerringe was.
32 Welcke terstont crijgsknechten ende hooftmannen over hondert tot hem nam, ende liep af na haer toe. Sy nu den Oversten ende de krijgsknechten siende, hielden op van Paulum te slaen.
33 Doe naerderde de Overste, ende greep hem, ende beval datmen [hem] met twee ketenen soude binden: ende vraeghde wie hy was, ende wat hy gedaen hadde.
34 Ende onder de schare riep [d’ eene dit], d’ andere wat anders: Doch als hy de sekerheydt niet en konde weten van weghen de beroerte, beval hy datmen hem in de leger-plaetse soude brengen.
35 Ende als hy aen de trappen gekomen was, gebeurde het dat hy van de krijghs-knechten gedragen wiert, van wegen het gewelt der schare.
36 Want de menichte des volcks volghde al roepende, Wech met hem.
37 Ende als Paulus [nu] in de legerplaetse soude geleydt worden, seyde hy tot den Oversten, Ist my geoorloft tot u wat te spreken? Ende hy seyde, Condt ghy Griecksch?
38 Zijt ghy dan niet de Egyptenaer, die voor dese dagen oproer verweckte, ende de vier duysent moordenaers na de woestijne uytleydde?
39 Maer Paulus seyde, Ick ben een Iodisch man van Tarsen, een burger van geen onvermaerde stadt in Cilicien: ende ick bidde u, laet my toe tot het volck te spreken.
40 Ende als hy’t toegelaten hadde, Paulus staende op de trappen wenckte met de handt tot het volck: ende als daer groote stilte geworden was, sprack hy’se aen in de Hebreeusche tale, seggende,

Einde Handelingen 21