Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ENde op den derden dagh was daer een bruyloft te Cana in Galileen: ende de moeder Iesu was aldaer. |
2 Ende Iesus was oock genoot, ende sijne Discipelen, tot de bruyloft. |
3 Ende als’er wijn gebrack, seyde de moeder Iesu tot hem, Sy en hebben geenen wijn. |
4 Iesus seyde tot haer, Vrouwe, wat hebbe ick met u [te doen]? Mijne uyre en is noch niet gekomen. |
5 Sijne moeder seyde tot de dienaers, So wat hy u lieden sal seggen, [dat] doet. |
6 Ende aldaer waren ses steenen water-vaten gestelt na de reyniginge der Ioden, elck houdende twee ofte drie metreten. |
7 Iesus seyde tot haer, Vullet de watervaten met water. Ende sy vuldense tot boven toe. |
8 Ende hy seyde tot haer, Schept nu, ende draeght het tot den hofmeester, ende sy droegen’t. |
9 Als nu de hofmeester het water, dat wijn geworden was, geproeft hadde (ende hy en wist niet van waer [de wijn] was, maer de dienaren die het geschept hadden wisten’t) so riep de hofmeester den Bruydegom, |
10 Ende seyde tot hem, Alle man set eerst den goeden wijn op, ende wanneermen wel gedroncken heeft, als dan den minderen: [maer] ghy hebt den goeden wijn tot nu toe bewaert. |
11 Dit beginsel der teekenen heeft Iesus gedaen te Cana in Galileen, ende heeft sijne heerlickheyt geopenbaert: ende sijne discipelen geloofden in hem. |
12 Daer na ginck hy af na Capernaum, hy ende sijne moeder, ende sijne broeders, ende sijne discipelen, ende en bleven aldaer niet vele dagen. |
13 Ende het Pascha der Ioden was na by, ende Iesus ginck op na Ierusalem. |
14 Ende hy vondt inden Tempel die ossen, ende schapen, ende duyven vercochten, ende de wisselaers [daer] sittende: |
15 Ende een geessel van touwkens gemaeckt hebbende, dreef hy’se alle uyt den tempel, oock de schapen ende de ossen: ende het gelt der wisselaren stortede hy uyt, ende keerde de tafelen om. |
16 Ende hy seyde tot de gene die de duyvem vercochten, Neemt dese dingen van hier wech: en maeckt niet het huys mijns Vaders tot een huys van coophandel. |
17 Ende sijne Discipelen wierden indachtich datter geschreven is, Den yver uwes huys heeft my verslonden. |
18 De Ioden antwoordden dan, ende seyden tot hem, Wat teecken toont ghy ons, dat ghy dese dingen doet? |
19 Iesus antwoordde ende seyde tot haer: Breket desen tempel, ende in dry dagen sal ick den selven oprechten. |
20 De Ioden seyden dan, Ses en veertich jaren is [over] desen tempel gebouwt, ende ghy, sult ghy dien in dry dagen oprechten? |
21 Maer hy seyde [dit] van den tempel sijns lichaems. |
22 Daerom als hy opgestaen was van den dooden, wierden sijne discipelen gedachtich, dat hy dit tot haer geseght hadde: ende sy geloofden de Schrift, ende het woort, dat Iesus gesproken hadde. |
23 Ende als hy te Ierusalem was, op het Pascha in het Feest, geloofden vele in sijnen name, siende sijne teeckenen die hy dede. |
24 Maer Iesus selve en betrouwde haer hem selven niet, om dat hy’se alle kende: |
25 Ende dat hy niet van nooden en hadde dat yemant getuygen soude van den mensche, want hy selve wist wat in den mensche was. |