Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ENde in het vijftiende jaer der regeringe des Keysers Tiberij, als Pontius Pilatus Stadthouder was over Iudea, ende Herodes een Vier-Vorst over Galilea, ende Philippus sijn broeder een Vier-Vorst over Iturea ende over het lant Trachonitis, ende Lysanias een Vier-Vorst over Abilene. |
2 Onder de Hoogepriesters Anna ende Cajapha, geschiedde het woort Godts tot Ioannem den sone Zacharie, in de woestijne. |
3 Ende hy quam in alle het omliggende landt des Iordaens, predikende den Doop der bekeeringe tot vergevinge der sonden. |
4 Gelijck geschreven is in het boeck der woorden Esaie des Propheten, seggende, De stemme des roependen in de woestijne, Bereydt den wech des Heeren, maeckt sijne paden recht. |
5 Alle dal sal gevult worden, ende alle bergh ende heuvel sal vernedert worden, ende de kromme [wegen] sullen tot eenen rechten [wegh] worden, ende de on-effene tot effene wegen. |
6 Ende alle vleesch sal de salicheyt Godts sien. |
7 Hy seyde dan tot de scharen, die uytquamen om van hem gedoopt te worden, Ghy adderen gebroetsels, wie heeft u aengewesen te vlieden van den toekomenden toorn? |
8 Brengt dan vruchten voort der bekeeringe weerdich: ende en begint niet te seggen by u selven, Wy hebben Abraham tot eenen vader. Want ick segge u, dat Godt selfs uyt dese steenen Abrahams kinderen kan verwecken. |
9 Ende de byle light oock alreede aen de wortel der boomen: alle boom dan, die geen goede vrucht voort en brenght, wort uytgehouwen, ende in het vyer geworpen. |
10 Ende de scharen vraeghden hem, seggende, Wat sullen wy dan doen? |
11 Ende hy antwoordende seyde tot haer, Die twee rocken heeft deyle hem mede, die geen en heeft: ende die spijse heeft, doe desgelijcks. |
12 Ende daer quamen oock tollenaers om gedoopt te worden, ende seyden tot hem, Meester wat sullen wy doen? |
13 Ende hy seyde tot haer, En eyscht niet meer, dan ’t gene u geset is. |
14 Ende hem vraeghden oock de krijghs-lieden, seggende, Ende wy, wat sullen wy doen? Ende hy seyde tot haer, En doet niemant overlast, noch en ontvremt niemandt het sijne met bedroch, ende laet u vergenoegen met bedroch, ende laet u vergenoegen met uwe besoldingen. |
15 Ende als het volck verwachtede, ende alle in hare herten overleyden van Ioanne, of hy niet mogelick de Christus en ware, |
16 Soo antwoordde Ioannes aen allen, seggende, Ick doope u wel met water: maer hy komt die stercker is dan ick, wien ick niet weerdich en ben den riem van sijne schoenen te ontbinden: Dese sal u doopen met den heyligen Geest ende met vyer. |
17 Wiens wan in sijne handt is, ende hy sal sijnen dorsch-vloer doorsuyveren, ende de terwe sal hy in sijne schuere t’samen brengen, maer het caf sal hy met onuytblusschelick vyer verbranden. |
18 Hy dan oock noch vele andere dingen vermanende, verkondighde den volcke het Euangelium. |
19 Maer als Herodes de Vier-Vorst van hem bestraft wiert, om Herodias Philippi sijns broeders wijfs wille, ende over alle boose [stucken], die Herodes dede, |
20 Soo heeft hy oock dit noch boven alles daer toegedaen, dat hy Ioannem in de gevangenisse gesloten heeft. |
21 Ende het geschiedde, doe alle het volck gedoopt wiert, ende Iesus [oock] gedoopt was, ende badt, dat den hemel geopent wiert: |
22 Ende dat de heylige Geest op hem nederdaelde in lichamelicke gedaente gelijck een duyve: ende datter een stemme geschiedde uyt den hemel, seggende, Ghy zijt mijn geliefde Sone, in u hebbe ick mijn welbehagen. |
23 Ende hy Iesus begon ontrent dertich jaren [oudt] te wesen, zijnde (also men meynde) de sone Iosephs, des [soons] Heli, |
24 Des [soons] Matthat, des [soons] Levi, des [soons] Melchi, des [soons] Ianna, des [soons] Iosephs, |
25 Des [soons] Matthathia, des [soons] Amos, des [soons] Naum, des [soons] Esli, des [soons] Naggai, |
26 Des [soons] Maath, des [soons] Matthathia, des [soons] Semei, des [soons] Iosephs, des [soons] Iuda. |
27 Des [soons] Ioanna, des [soons] Rhesa, des [soons] Zorobabel, des [soons] Salathiel, des [soons] Neri. |
28 Des [soons] Melchi, des [soons] Addi, des [soons] Cosam, des [soons] Elmodam, des [soons] Er, |
29 Des [soons] Iose, des [soons] Eliezer, des [soons] Iorim, des [soons] Matthat, des [soons] Levi, |
30 Des [soons] Symeon, des [soons] Iuda, des [soons] Iosephs, des [soons] Ionan, des [soons] Eliakim, |
31 Des [soons] Melea, des [soons] Mainan, des [soons] Matthatha, des [soons] Nathan, des [soons] Davids, |
32 Des [soons] Iesse, des [soons] Obed, des [soons] Booz, des [soons] Salmon, des [soons] Naasson, |
33 Des [soons] Aminadab, des [soons] Aram, des [soons] Esrom, des [soons] Phares, des [soons] Iuda, |
34 Des [soons] Iacobs, des [soons] Isaacs, des [soons] Abrahams, des [soons] Thara, des [soons] Nachor, |
35 Des [soons] Saruch, des [soons] Ragau, des [soons] Phaleck, des [soons] Heber, des [soons] Sala, |
36 Des [soons] Cainan, des [soons] Arphaxad, des [soons] Sem, des [soons] Noë, des [soons] Lamech, |
37 Des [soons] Mathusala, des [soons] Enoch, des [soons] Iared, des [soons] Malaleël, des [soons] Cainan, |
38 Des [soons] Enos, des [soons] Seth, des [soons] Adams, des [soons] Godts. |