Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 14 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Mattheüs 14

1 TE dier selver tijt hoorde Herodes de Vier-Vorst het geruchte van Iesu.
2 Ende seyde tot sijne knechten, Dese is Ioannes de Dooper: hy is opgeweckt van de dooden, ende daerom wercken die krachten in hem.
3 Want Herodes hadde Ioannem gevangen genomen, ende hem gebonden, ende in den kercker geset, om Herodias de huysvrouwe Philippi sijns broeders wille.
4 Want Ioannes seyde tot hem: Het en is u niet geoorloft haer te hebben.
5 Ende willende hem dooden, vreesde hy het volck, om dat sy hem hielden voor een Propheet.
6 Maer als de dach van Herodis geboorte gehouden wiert, danste de dochter van Herodias in het midden [van haer], ende sy behaechde Herodi.
7 Waerom hy haer met eede beloofde te geven, wat sy oock eysschen soude.
8 Ende sy te voren onderrecht zijnde van hare moeder, seyde, Geeft my hier in een schotel het hooft Ioannis des Doopers.
9 Ende de Coninck wiert bedroeft, doch om de eeden, ende de gene die [met hem] aensaten, geboodt hy, dat het [haer] soude gegeven worden.
10 Ende sandt henen, ende onthoofde Ioannem inden kercker.
11 Ende sijn hooft wert gebracht in een schotel, ende het dochterken gegeven, ende sy droegh het hare moeder.
12 Ende sijne Discipelen quamen, ende namen het lichaem wech, ende begroeven het selve: ende gingen ende boodschapten het Iesu.
13 Ende [als] Iesus [dit] hoorde, vertrock hy van daer te schepe, na een woeste plaetse alleen: ende de scharen [dat] hoorende, zijn hem te voete gevolcht uyt de steden.
14 Ende Iesus uytgaende sach een groote schare, ende wiert innerlick met ontferminge over haer beweeght, ende genas hare crancken.
15 Ende als het nu avondt wierdt, quamen sijne Discipelen tot hem, seggende, Dese plaetse is woest, ende de tijdt is nu voorby gegaen: laet de scharen van u, op dat sy henen gaen in de vlecken, ende haer selven spijse coopen.
16 Maer Iesus seyde tot haer, Ten is haer niet van noode henen te gaen: geeft ghy haer te eten.
17 Doch sy seyden tot hem: Wy en hebben hier niet dan vijf brooden ende twee visschen.
18 Ende hy seyde: Brenght my de selve hier.
19 Ende hy beval de scharen neder te sitten, op het gras, ende nam de vijf brooden, ende de twee visschen, ende opwaerts siende na den hemel segende de selve: ende als hyse gebroken hadde, gaf hy de brooden den Discipelen, ende de Discipelen den scharen.
20 Ende sy aten alle ende wierden versadicht, ende sy namen op, het overschot der brocken, twaelf volle corven.
21 Die nu gegeten hadden, waren ontrent vijf duysent mannen, sonder de vrouwen ende kinderen.
22 Ende terstont dwanck Iesus sijne Discipelen in het schip te gaen, ende voor hem af te varen na d’ander zijde, terwijle hy de scharen van hem soude laten.
23 Ende als hy nu de scharen van hem gelaten hadde, clam hy op den berch alleen, om te bidden. Ende als het nu avont was geworden, so was hy daer alleen.
24 Ende het schip was nu midden inde zee, zijnde in noodt van de baren: want de windt was [haer] tegen.
25 Maer ter vierder waecke des nachts, quam Iesus af tot haer, wandelende op de zee.
26 Ende de Discipelen siende hem op de zee wandelen, wierden ontroert, seggende, Het is een spoocksel, ende sy schreeuwden van vreese.
27 Maer terstont sprack haer Iesus aen, seggende, Zijt goets moets, ick ben’t, en vreest niet.
28 Ende Petrus antwoordde hem, ende seyde, Heere, indien ghy het zijt, so gebiedt my tot u te comen op het water.
29 Ende hy seyde, Comt: ende Petrus clam neder van het schip, ende wandelde op het water, om tot Iesum te comen.
30 Maer siende den stercken windt, wiert hy bevreest, ende als hy begon neder te sincken, riep hy, seggende, Heere behoudt my.
31 Ende Iesus terstont de hant uytstekende greep hem aen, ende seyde tot hem, Ghy cleyn-geloovige, waerom hebt ghy gewanckelt?
32 Ende als sy in’t schip geclommen waren, stilde de windt.
33 Die nu in’t schip [waren], quamen ende aenbaden hem, seggende, Waerlick ghy zijt Godts sone.
34 Ende over gevaren zijnde, quamen sy in het landt Gennesareth.
35 Ende als de mannen van die plaetse hem wierden kennende, sonden sy in dat geheel omliggende landt, ende brachten tot hem alle die qualick gestelt waren.
36 Ende baden hem, dat sy alleenlick den zoom sijns cleedts souden mogen aenraecken: ende so vele als [hem] aenraeckten wierden gesont.

Einde Mattheüs 14