Statenvertaling.nl

sample header image

Numeri 36 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Numeri 36

Mose gevraecht over de dochteren Zelapheads, gebiet, door des Heeren bevel, datse trouwen sullen onder haren vaderlicken stam, vers 1, etc. Een gelijck gemeyn bevel over alle ervende dochteren, 8. Gehoorsaemheyt der dochteren Zelapheads, 10.
 
1 ENde de 1 hoofden der vaderen des geslachtes der kinderen Gileads, des soons Machirs, des soons Manasses, uyt de geslachten der kinderen Iosephs, traden toe ende spraken voor ’t aengesichte van Mose, ende voor ’t aengesichte der Oversten, 2 hoofden van de vaderen der kinderen Israëls.
1 Dien het toequam te letten op de saken, die den gemeenen welvaert van den gantschen stam waren aengaende.
2 Van de instellinge deser vergaderinge, Siet bov. cap. 11.
 
2 Ende seyden: a De HEERE heeft 3 mijnen heere 4 geboden, dat lant door het lot den kinderen Israëls in erffenisse te geven: b ende mijnen heere is door den HEERE 5 geboden, de erffenisse onses 6 broeders 7 Zelapheads te geven aen sijne dochteren.
a Bov. 26.55, 56. ende 33.54.
3 D. u Mosi.
4 Siet bov. cap. 26.55, 56. ende 33.54.
b Bov. 27.7. Ios. 17.3, 4.
5 Siet bov. 27.7. Sy willen seggen, dat het voorgaende gebodt, van de erffenissen by lotinge uyt te deylen, hier mede niet wel en soude accorderen, indien de dochteren door het houwelick de erffenissen aen andere stammen souden overbrengen: als in’t volgende blijckt.
6 Dat is, bloetverwants, zijnde van onsen stam.
7 Hebr. Tselophchad.
 
3 Wanneerse eenen van de sonen der [andere] stammen der kinderen Israëls 8 tot wijven souden worden, so soude hare erffenisse vande erffenisse onser vaderen afgetrocken worden, ende toegedaen tot de erffenisse van dien stam, den welcken sy geworden souden: also soude van het lot onser erffenisse worden afgetrocken.
8 D. trouwen: alsoo in ’t volgende.
 
4 Als oock de kinderen Israëls een 9 Iubeljaer sullen hebben, so soude hare erffenisse toe gedaen zijn tot de erffenisse van dien stam, den welcken sy souden geworden zijn: also soude hare erffenisse van de erffenisse des stams onser vaderen afgetrocken worden.
9 Waer in een yeder wederkeerde tot sijne besittinge. Siet Levit. 25.13. welcke wet door sulcke houwelicken soude te niet gedaen worden.
 
5 Doe geboodt Mose den kinderen Israëls, nae des HEEREN 10 mont, seggende: De stam der kinderen Iosephs spreeckt recht.
10 D. bevel: waer mede te kennen wort gegeven, dat Mose den HEERE hier over eerst heeft raet gevraecht.
 
6 Dit is het woort, dat de HEERE van de dochteren Zelapheads geboden heeft, seggende: Laetse dien tot wijven worden, die in hare 11 oogen goet sal zijn: alleenlick, dat sy aen’t geslachte van haers vaders stamme tot wijven worden.
11 D. die haer sal mogen bevallen: aen welcken het haer sal goetduncken.
 
7 So en sal de erffenisse der kinderen Israëls niet omgewendt worden van stam tot stam: want de kinderen Israëls sullen aenhangen, een yeder aen de erffenisse vanden stam sijner vaderen.
8 12 Voorts sal elcke dochter, die erffenisse erft, vande stammen der kinderen Israëls, ter vrouwe worden aen eenen van het geslachte des stams hares vaders: op dat de kinderen Israëls erflick besitten, een yeder de erffenisse sijner vaderen.
12 Dit is nu eene generale wet, die het Gode gelieft heeft by dese occasie te geven voor de politie van Israel, aengaende de dochteren die by gebreke van manlicke erven souden komen te erven in haer vaderlicke huys.
 
9 So en sal de erffenisse niet omgewendt worden van den eenen stam tot den anderen: want de stammen der kinderen Israëls sullen aenhangen, een yeder aen sijne erffenisse.
10 Gelijck als de HEERE Mose geboden hadde, alsoo deden de dochteren Zelapheads.
11 c Want Machla, Thirsa, ende Hogla, ende Milca, ende Noha, Zelapheads dochteren, zijn den sonen harer oomen tot wijven geworden.
c Bov. 27.1.
 
12 Onder de geslachten der kinderen van Manasse, Iosephs sone, zijn sy tot wijven geworden: Also 13 bleef hare erffenisse aen den stam van ’t geslachte hares vaders.
13 Hebr. was, ofte, is geweest. Siet Psal. 37. op vers 18.
 
13 Dat zijn de geboden, ende de rechten, die de HEERE door den 14 dienst van Mose aen de kinderen Israëls geboden heeft; in de vlacke velden der Moabiten, aen de Iordane van Iericho.
14 Hebr. hant.

Einde Numeri 36