Statenvertaling.nl

sample header image

Numeri 18 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Numeri 18

1 SO seyde de HEERE tot Aaron; Ghy, ende uwe sonen, ende het huys uwes vaders met u, sult dragen de ongerechticheyt des Heylichdoms: ende ghy ende uwe sonen met u, sult dragen de ongerechticheyt uwes Priester-ampts.
2 Ende oock sult ghy uwe broederen den stamme Levi, den stam uwes vaders, met u doen naederen, datse u by-gevoegt worden, ende u dienen: maer ghy, ende uwe sonen met u, sult zijn voor de Tente der getuychenisse.
3 Ende sy sullen uwe wacht waernemen, ende de wacht der gantscher Tente: doch tot de gereetschap des Heylichdoms, ende tot den altaer, en sullen sy niet naederen, op datse niet en sterven, soo sy, als ghylieden.
4 Maer sy sullen u by-gevoegt worden, ende de wacht vande Tente der t’ samen-komste waernemen, in allen dienst der Tente: ende een vreemde sal tot u niet naederen.
5 Ghy-lieden nu sult waernemen de wacht des Heylichdoms, ende de wacht des altaers: op datter geen verbolgentheyt meer en zy over de kinderen Israëls.
6 Want ick, siet, ick hebb’ uwe broederen, de Leviten, uyt het midden der kinderen Israëls genomen: sy zijn ulieden eene gave, gegeven den HEERE, om den dienst van de Tente der t’ samen-komste te bedienen.
7 Maer ghy ende uwe sonen met u, sult ulieder Priester-ampt waernemen, in alle saken des altaers, ende in ’t gene dat van binnen den voorhanck is, dat sult ghy-lieden bedienen: u Priester-ampt geve ick [u] tot eenen dienst eens geschencks, ende de vreemde, die naedert, sal gedoodt worden.
8 Voorts sprack de HEERE tot Aaron; ende ick, siet, ick hebbe u gegeven de wacht mijner hef-offeren, met alle Heylige dingen der kinderen Israëls heb ickse u gegeven, om der salvinge wille, ende uwen sonen, tot eene eeuwige insettinge.
9 Dit sult ghy hebben vande Heylicheyt der heylicheden, uyt den vyere: alle hare offerhanden, met al haer spijs-offer, ende met al haer sond-offer, ende met al haer schult-offer, dat sy my sullen weder-geven, het sal u ende uwen sonen eene Heylicheyt der heylicheden zijn.
10 Aen het Alder-heylichste sult ghy dat eten: al wat manlick is sal dat eten, ’t sal u een heylicheyt zijn.
11 Oock sal dit uwe zijn; het hef-offer harer gave, met alle beweech-offeren der kinderen Israëls; ick hebse u gegeven, ende uwen sonen, ende uwe dochteren met u, tot eene eeuwige insettinge: al wie in uwen huyse reyn is, sal dat eten.
12 Al ’t beste van de olye, ende al ’t beste van most, ende van koorn, hare eerstelingen, die sy den HEERE sullen geven, u hebb’ ickse gegeven.
13 De eerste vruchten van alles, dat in haren lande is, die sy den HEERE sullen brengen, sullen uwe zijn: al wie in uwen huyse reyn is, sal dat eten.
14 Al het verbannene in Israël sal uwe zijn.
15 Al wat de baer-moeder opent, van allen vleesche, dat sy den HEERE sullen brengen, onder de menschen, ende onder de beesten, sal uwe zijn: doch de eerst-geborene der menschen sult ghy gantschlick lossen; oock sult ghy lossen de eerst-geborene der onreyne beesten.
16 Die nu onder de selve gelost sullen worden, sult ghy van een maent out lossen, nae uwe schattinge, voor ’t gelt van sijf sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: die is twintich gera.
17 Maer het eerst-geborene van eene koe, oft het eerst-geborene van een schaep, oft het eerstgeborene van eene geyte, en sult ghy niet lossen; sy zijn heylich: haer bloet sult ghy sprengen op den altaer, ende haer vet sult ghy aensteken, tot een vyer-offer des lieflicken reucks den HEERE.
18 Ende haer vleesch sal uwe zijn: gelijck de beweech-borst, ende gelijck de rechter schouder, sal ’t uwe zijn.
19 Alle hef-offeren der heylige dingen, die de kinderen Israëls den HEERE sullen offeren, hebb’ ick u gegeven, ende uwen sonen, ende uwe dochteren met u, tot eene eeuwige insettinge: ’t sal een eeuwich sout-verbont zijn, voor het aengesicht des HEEREN, voor u, ende voor uwen zade met u.
20 Oock seyde de HEERE tot Aaron; Ghy en sult in haren lande niet erven, ende ghy en sult geen deel in ’t midden van haer-lieden hebben: Ick ben u deel ende uwe erffenisse, in ’t midden der kinderen Israëls.
21 Ende siet, den kinderen van Levi, hebb’ ick alle tienden in Israël ter erffenisse gegeven: voor haren dienst, dien sy bedienen, den dienst van de Tente der t’ samen-komste.
22 Ende de kinderen Israëls en sullen niet meer naederen tot de Tente der t’ samen-komste: om sonde te dragen, [ende] te sterven.
23 Maer de Leviten, die sullen bedienen den dienst van de Tente der t’ samen-komste, ende die sullen hare ongerechticheyt dragen: ’t sal eene eeuwige insettinge zijn voor uwe geslachten; ende in ’t midden der kinderen Israëls en sullen sy geene erffenisse erven.
24 Want de tienden der kinderen Israëls, die sy den HEERE tot een hef-offer sullen offeren, hebb’ ick den Leviten ter erffenisse gegeven: daerom hebb’ ick tot hen geseyt; Sy en sullen in ’t midden der kinderen Israëls geene erffenisse erven.
25 Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:
26 Ghy sult oock tot de Leviten spreken, ende tot hen seggen; Wanneer ghy van de kinderen Israëls de tienden sult ontfangen hebben, die ick u voor uwe erffenisse van haer-lieden gegeven hebbe; so sult ghy daer van een hef-offer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden.
27 Ende ’t sal u gerekent worden tot u hef-offer: als coorn vanden dorsch-vloer, ende als de volheyt van de pers-kuype.
28 Also sult ghy oock een hef-offer des HEEREN offeren, van alle uwe tienden, die ghy van de kinderen Israëls sult hebben ontfangen: ende ghy sult daer van des HEEREN hef-offer geven aen den Priester Aaron.
29 Van alle uwe gaven sult ghy allen hef-offer des HEEREN offeren: van al ’t beste van dien, sijner heyliginge daer van.
30 Ghy sult dan tot hen seggen: Als ghy des selven beste daer van offert, so sal’t den Leviten toegerekent worden, als een inkomen des dorsch-vloers, ende als een inkomen der pers-kuype:
31 Ende ghy sult dat eten in alle plaetsen, ghy ende u huys: want het is u lieden een loon voor uwen dienst in de Tente der t’samen-komste.
32 So en sult ghy daer over geene sonde dragen, als ghy des selven beste daer van offert: ende ghy sult de heylige dingen der kinderen Israëls niet ontheyligen, dat ghy niet en sterft.

Einde Numeri 18