Statenvertaling.nl

sample header image

Zacharia 11 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Zacharia 11

1 DOet uwe deuren op, ô Libanon, op dat het vyer uwe cederen verteere:
2 Huylet ghy dennen, dewijle de cederen gevallen zijn, dewijle die heerlicke [boomen] verwoestet zijn: huylet ghy eycken Basans, dewijle het stercke wout neder-gevallen is.
3 Daer is een stemme des gehuyls der herderen, dewijle hare heerlickheyt verwoestet is: een stemme des gebruls der jonge Leeuwen, dewijle de hoochmoet der Iordane verwoestet is.
4 Alsoo seyt de HEERE mijn Godt, Weydet dese slacht-schapen:
5 Welcker besitters haer dooden, ende en houden ’t voor geen schult: ende een yeder der gener, diese vercoopen, seyt, Gelooft zy de HEERE, dat ick rijck geworden ben: ende niemant van de gene diese weyden, verschoontse.
6 Sekerlick ick en sal niet meer de inwoonderen deses lants verschoonen, spreeckt de HEERE: maer siet, ick sal de menschen overleveren, elck een in de hant sijnes naesten, ende in de hant sijnes Conincks, ende sy sullen dit lant te morsel slaen, ende ick en salse uyt hare hant niet verlossen.
7 Dies hebbe ick dese slacht-schapen geweydet, dewijle sy elendige schapen zijn: ende ick hebbe my genomen twee stocken, den eenen hebbe ick genoemt LIEFLICKHEYT, ende den anderen hebbe ick genoemt, T’ SAMEN-BINDERS; ende ick hebbe die schapen geweydet.
8 Ende ick hebbe drie herders in eene maent afgesneden, want mijne ziele was over haer verdrietich geworden, ende oock hadde hare ziele een walge van my.
9 Ende ick seyde, Ick en sal ulieden niet [meer] weyden: wat sterft dat sterve, ende wat afgesneden is, dat zy afgesneden, ende dat de overgeblevene d’een des anderen vleesch verslinden.
10 Ende ick nam mijnen stock LIEFLICKHEYT, ende ick verbrack den selven, te niete doende mijn verbont, ’twelck ick met alle dese volckeren gemaeckt hadde.
11 Dus wiert het te dien dage vernieticht, ende alsoo hebben de elendige onder de schapen, die op my wachteden, bekent, dat het des HEEREN woort was.
12 Want ick hadde tot haer-lieden geseyt, Indien’t goet is in uwe oogen, brengt mijnen loon, ende so niet, laet het nae: ende sy hebben mijnen loon gewogen dertich silverlingen.
13 Doch de HEERE seyde tot my, Werptse henen voor den potte-backer, eenen heerlicken prijs, welcken ick weert geacht ben geweest van haer: ende ick nam die dertich silverlingen, ende wierpse [in] het huys des HEEREN voor den potte-backer.
14 Doe verbrack ick mijnen tweeden stock T’SAMEN-BINDERS, te niete doende de broederschap tusschen Iuda, ende tusschen Israël.
15 Voorder seyde de HEERE tot my, Neemt u noch eenes dwasen herders gereetschap.
16 Want siet, ick sal eenen herder verwecken in dit lant, dat gereet is om afgesneden te worden en sal hy niet besoecken, het jonge en sal hy niet soecken, ende het verbrokene en sal hy niet heelen; ende het stil-staende en sal hy niet dragen: maer het vleesch van het vette sal hy eten, ende der selver claeuwen sal hy verscheuren.
17 Wee den nietigen herder, den verlater der cudde, het sweert sal over sijnen arm zijn, ende over sijn rechter ooge: sijn arm sal teenemael verdorren, ende sijn rechter ooge sal teenemael doncker worden.

Einde Zacharia 11