Statenvertaling.nl

sample header image

Amos 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Amos 2

1 ALsoo seyt de HEERE; Om drie ovetredingen Moabs, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden: om dat hy de beenderen des Conincks van Edom tot kalck verbrandt heeft.
2 Daerom sal ick een vyer in Moab senden; dat sal de palleysen van Kerijot verteeren: ende Moab sal sterven met groot gedruys, met gejuych, met geluyt der basuyne.
3 Ende ick sal den Richter uyt het midden van haer uytroeyen: ende alle hare Vorsten sal ick met hem dooden, seyt de HEERE.
4 Alsoo seyt de HEERE; Om drie overtredingen van Iuda, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden: om dat sy de wet des HEEREN verworpen, ende sijne insettingen niet bewaert en hebben; ende hare leugenen haer verleydt hebben, die hare vaders hebben na-gewandelt.
5 Daerom sal ick een vyer in Iuda senden, dat sal Ierusalems palleysen verteeren.
6 Alsoo seyt de HEERE; Om drie overtredingen Israëls, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden: om dat sy den rechtveerdigen voor gelt verkoopen, ende den nootdurftigen om een paer schoenen.
7 Die daer na hijgen, dat het stof der aerde op het hooft der armen zy, ende den wech der sachtmoedigen verkeeren: ende de man ende sijn vader gaen tot eene jonge dochter, om mijne heyligen Name te ontheyligen.
8 Ende sy leggen sich neder by elcken altaer op de verpandde kleederen, ende drincken den wijn der geboeteden, [in] ’t huys harer Goden.
9 Ick daer-en-tegen hebbe den Amoriter voor haer lieder aengesichte verdelcht; wiens hoochte was als de hoochte der cederen, ende hy was sterck als de eycken: maer ick hebbe sijne vrucht van boven, ende sijne wortelen van onderen verdelcht.
10 Oock heb ick ulieden uyt Egyptenlant opgevoert: ende ick heb u veertich jaer in de woestijne geleydet, op dat ghy des Amoriters lant erflick besatet.
11 Ende ick hebbe [sommige] uyt uwe sonen tot Propheten verweckt, ende uyt uwe jongelingen tot Nazireen: en is dit niet alsoo, ghy kinderen Israëls, spreeckt de HEERE?
12 Maer ghylieden hebt den Nazireen wijn te drincken gegeven, ende ghy hebt den Propheten geboden, seggende; Ghy en sult niet propheteren.
13 Siet, Ick sal uwe plaetsen drucken: gelijck als een wagen druckt, die vol garven is.
14 So dat de snelle niet en sal ontvlieden, en de stercke sijne kracht niet verkloecken: ende een helt en sal sijne ziele niet bevrijden.
15 Ende die den boge handelt en sal niet bestaen; ende die licht is op sijne voeten, en sal ick niet bevrijden: oock en sal, die te peerde rijdt, sijne ziele niet bevrijden.
16 Ende de kloeck-hertichste onder de helden, sal te dien dage naeckt henen vlieden, spreeckt de HEERE.

Einde Amos 2