Statenvertaling.nl

sample header image

Hosea 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Hosea 3

1 ENde de HEERE seyde tot my, Gaet wederom henen, bemint eene vrouwe, die bemint zijnde van [haren] vrient, nochtans overspel doet: gelijck de HEERE de kinderen Israëls bemint, maer sy sien om nae andere goden, ende beminnen de vlesschen der druyven.
2 Ende ick kochtse my voor vijftien silverlingen; ende eenen homer gersten, ende eenen halven-homer gersten.
3 Ende ick seyde tot haer; Ghy sult vele dagen nae my blijven sitten, (ghy en sult niet hoereren, noch eenen [anderen] manne geworden): ende ick oock nae u.
4 Want de kinderen Israëls sullen vele dagen blijven sitten, sonder Coninck, ende sonder Vorst, ende sonder offer, ende sonder opgericht beelt, ende sonder Ephod, ende Teraphim.
5 Daerna sullen sich de kinderen Israëls bekeeren, ende soecken den HEERE haren Godt, ende David haren Coninck: ende sy sullen vreesende komen tot den Heere, ende tot sijne goetheyt, in ’t laetste der dagen.

Einde Hosea 3