Statenvertaling.nl

sample header image

Hosea 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Hosea 13

1 ALs Ephraim sprack, so beefdemen; hy heeft sich verheven in Israël: maer hy is schuldich geworden aen den Baal ende is gestorven.
2 Ende nu zijnse voortgevaren te sondigen, ende hebben sich van haer silver een gegoten beelt gemaeckt, Afgoden nae haer verstant, die altemael smeden-werck zijn: waer van sy [nochtans] seggen; De menschen die offeren, sullen de kalveren kussen.
3 Daerom sullen sy zijn als eene morgen-wolcke, ende als een vroech komende dauw, die henen gaet: als kaf van den dorschvloer, ende als roock uyt den schoorsteen wort wech gestormt.
4 Ick ben doch de HEERE uwe Godt van Egypten-lant af: daerom en soudt ghy geenen Godt kennen dan my alleen, want daer en is geen Heylant dan Ick.
5 Ick hebbe u gekent inde woestijne; in seer heeten lande.
6 Daer na zijn sy, nae dat haerlieder weyde was, satt geworden; alsse satt zijn geworden, heeft sich haer herte verheven: daerom hebben sy my vergeten.
7 Dies wert ick hen als een felle leeuw: als een luypaert loerde ick op den wech.
8 Ick ontmoettese als een beyr die van jongen berooft is, ende scheurde het slot hares herten: ende ick verslondtse aldaer als een oude leeuw; het wilt gedierte des velts verscheurdese.
9 Het heeft u bedorven, ô Israël, want in my, is uwe hulpe.
10 Waer is uw’ Coninck nu? dat hy u behoude in alle uwe steden: ende uwe Richters, daer ghy van seydet; Geeft my eenen Coninck ende Vorsten?
11 Ick gaf u eenen Coninck in mijnen toorn, ende nam [hem] wech in mijne verbolgentheyt.
12 Ephraims ongerechticheyt is t’samen-gebonden, sijne sonde is opgeleyt.
13 Smerten eener barender [vrouwe] sullen hem aenkomen: hy is een onwijs kint; want [anders] en soude hy geenen tijt in de kinder-geboorte blijven staen.
14 [Doch] ick salse van’t gewelt der helle verlossen, ick salse vry maken van den doot: ô Doot, waer zijn uwe pestilentien? helle, waer is u verderf? berouw sal van mijne oogen verborgen zijn.
15 Want hy sal vrucht voortbrengen onder de broederen: [doch] daer sal een Ooste-wint komen, een wint des HEEREN, opkomende uyt de woestijne; ende sijn sprinck-ader sal uytdroogen, ende sijne fonteyne sal verdroogen; die selve sal den schat alles gewenschten huysraets rooven.

Einde Hosea 13