Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
DANIEL is een der gener die van Nebucadnezar (na dat hy ten tijde des Conincks Iojakims de stadt Ierusalem hadde overwonnen, ende ’t gantsche Ioodsche lant onder sijne heerschappye gebracht hadde) is wech-gevoert in de Babylonische gevangenisse. Hy is geweest een der jongelingen uyt Conincklicken zade, aen dewelcke geen gebreck en was, maer schoon van aensien ende verstandich in alle wijsheyt, die door het bevel Nebucadnezars, is genomen ende uyt velen verkoren, om onderwesen te worden in de Boecken ende sprake der Chaldeen, om te staen in des Conincks paleys, ende om te hove op des selven dienst te passen, ende naderhant in hooge ampten gebruyckt te worden, Cap. 1. versen 1, 2, 3, 4, 5, 6. Godt de Heere heeft Daniel met sonderlinge wijsheyt, ende verstant, boven alle andere, begaeft, insonderheyt in het openbaren ende uytleggen vande droomen ende gesichten, die hy de Coningen van Babel, Nebucadnezar ende Belsazar heeft laten droomen ende sien, welcke geen and’re menschen, hoe wijs ende ervaren dat sy waren, hebben kunnen verstaen, openbaren, nochte verklaren: VVaer over Daniel by die Coningen in seer groote achtinge is gekomen, ende oock met treffelicke geschenken vereert, ende tot hooge staten is verhoocht geworden, boven sijne mede-genooten, ende boven vele Vorsten onder de Babyloniers: Doch hy hier over in grooten haet ende afgunste by de Chaldeen, Tooveraers, VVaerseggers, ende Sterre-kijckers gekomen zijnde, is eyndelick, door het arch-listich beleyt der selver (om dat hy, achtervolgens des Conincks Placcaet, niet en heeft willen onderlaten de gewoonlicke aenbiddinge des waren Godts) in den kuyl der Leeuwen geworpen, om van de selve levendich verscheurt ende verslonden te worden: Maer de Almachtige Godt, dien hy vyerichlick diende ende aenbadt, heeft hem voor de Leeuwen bewaert, ende sijne aenklagers ende grootste vyanden, zijn in den kuyl der Leeuwen geworpen, ende van de selve stracx verscheurt ende verslonden, met hare vrouwen ende kinderen. |
De Prophete Daniel beschrijft oock, hoe wonderbaerlick dat Godt de Heere sijne met-gesellen Sadrach, Mesach, ende Abednego, (die het opgerichtte beelt des Conincks Nebucadnezar niet en wilden aenbidden) bewaert heeft in den vyerigen oven, als datmen selfs aen hare kleederen den brant niet en konde riecken, verbrandende midlerwijle verscheydene brantstokers deses vyerigen ovens. |
Behalven de gesichten ende droomen den Coningen te Babel vertoont, heeft oock Godt de Heere Daniel selfs eenige gesichten sien laten, mede den stant der kercke Godes, ende der politye aengaende, die de Engel Gabriël hem heeft verklaert ende uytgeleyt, Insonderheyt aengaende de opbouwinge der stadt, ende des Tempels te Ierusalem: Van de verschyninge CHRISTI in den vleesche: Van de verstooringe der stadt ende des Tempels door hare vyanden: van CHRISTI predicatien ende miraculen: Ende van de af-schaffinge des Levitischen Priesterdoms: Van den precijsen tijt, in welcke CHRISTUS soude gedoodt worden: Mitsgaders hoe Godt de Heere sijn volck eyndelick redden ende verlossen soude, soo tydelick, als eeuwelick. Het streckt tot grooten lof ende recommandatie deses Propheten, ende om den Godtsaligen Leser des te vaster ende ongetwijffelder te doen aen-nemen de prophetyen des selven, Dat Daniel, onder de propheten, soo in het Oude, als in het Nieuwe Testament, hoochlick geroemt ende gepresen wort, ende van Ezechiel gestelt nevens Noah ende Iob, als een exemplaer van Godtsalicheyt, ende heyligen yver, cap. 14. verss 14. ende 20. Ende van sijne uytnemende wijsheyt spreeckt de selve prophete Ezechiel cap. 28.3. tot den opgeblasenen Coninck van Tyro, Siet, ghy zijt wyser dan Daniel, sy en hebben niets toe-geslotens voor u verborgen! |
In het Nieuwe Testament, spreeckt onse Heere IESUS CHRISTUS selfs van den Prophete Daniel Mat. 24.15. ende vermaent alle menschen, dat sy goede achtinge op sijne Prophetyen geven sullen. D’Apostel Iohannes heeft in sijn Boeck der Openbaringe, niet alleen vele saken met Daniel gemeyn, maer hy gebruyckt oock dickwijls deses Prophetes eygene woorden in het verhael sijner Voor-seggingen. |
De uytleggingen der Droomen ende Gesichten den boven-genoemden Coningen, ende Danieli selfs van Godt vertoont, betreffende den stant der Monarchyen, ende der kercke Godes in de selve, in lange toekomende tijden, door de gantsche werelt, zijn wel swaer om verstaen, maer Godt de Heere heeft over lange de selve verscheydenen sijner getrouwer Dienaren ten deele geopenbaert, ende hy salse voortaen meer ende meer sijnen Dienaren, die hem daerom vyerichlick bidden sullen, noch klaerder te verstaen geven. VVel ende waerachtelick spreeckt de Oude Leeraer Irenaeus, lib. 4. c. 43. Omnis Prophetia, priusquam impleatur aenigma est: Quando autem impleta fuerit, manifestam habet intelligentiam, et expositionem. Dat is, Alle Prophetye is als een raedtsel, tot dat sy vervult is: maer als sy vervult is, so kan sy duydelick verstaen ende verklaert worden. |