Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 41 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Ezechiël 41

1 VOorts bracht hy my tot den Tempel: ende hy mat de posten, ses ellen de breette van dese, ende ses ellen de breette van gene zijde, de breette der Tente.
2 Ende de breette der deure tien ellen, ende de zijden der deure, vijf ellen van dese, ende vijf ellen van gene zijde: oock mat hy de lengte van dien, veertich ellen, ende de breette twintich ellen.
3 Daerna ginck hy in nae binnen, ende mat den post der deure, twee ellen: ende de deure ses ellen, ende de breette der deure, seven ellen.
4 Oock mat hy de lengte van dien, twintich ellen, ende de breette, twintich ellen voor aen den Tempel: ende hy seyde tot my; Dit is de heylicheyt der heylichheden.
5 Ende hy mat den wandt des huyses, ses ellen: ende de breette van [elcke] zijdkamer, vier ellen, rontom den huyse henen rontom.
6 De zijdkameren nu, waren zijdkamer boven zijdkamer, drie, ende dat dertich malen, ende sy quamen in de wandt die aen den huyse was tot die zijdkamers, rontom henen, op datse vast gehouden mochten worden: want sy en wierden niet vast gehouden inde wandt des huyses.
7 Ende het was voor de zijdkameren opwaert nae boven al wijder, ende gaf sich rontom; want het huys was omcingelt opwaert nae boven, rontom den huyse henen; daerom was de breette des huyses nae boven: ende alsoo ginck het onderste op nae’t bovenste door het middelste.
8 Ende ick sach des huyses hoochte rontom henen; de fondamenten der zijdkameren waren van een vol riet, ses ellen, [de elle] tot den oxel toe [genomen].
9 De breette van de wandt, die tot de zijdkameren was nae buyten, was vijf ellen: ende dat ledich-gelaten was, was de plaetse der zijdkameren, die aen den huyse waren.
10 Ende tusschen de kameren was eene breette van twintich ellen, rontom den huyse, rontom henen.
11 De deuren nu van de zijdkameren waren nae’t ledichgelatene toe; d’eene deure des weegs nae’t Noorden, ende d’andere deure, nae’t Zuyden: ende de breette van de ledich-gelatene plaetse was vijf ellen rontom henen.
12 Voorts [van] ’t gebouw, dat voor aen de afgesnedene-plaetse was [in] den hoeck des weegs nae’t westen, was de breette ’t seventich ellen, ende [van] de wandt des gebouws was de breette vijf ellen rontom henen: ende de lengte van dien, ’t negentich ellen.
13 Voorts mat hy het Huys, de lengte hondert ellen: oock de afgesnedene plaetse ende het gebouw, ende de wanden van dien, de lengte hondert ellen.
14 Ende de breette van’t voorste deel des huyses, ende der afgesnedene plaetse tegen’t Oosten, hondert ellen.
15 Ooc mat hy de lengte des gebouws vooraen de afgesnedene plaetse, dat achter de selve was, ende der selver galeryen van dese ende van gene zijde, hondert ellen: met den binnensten Tempel, ende de voorhuysen des voorhofs.
16 De dorpelen, ende de geslotene vensters, ende de galeryen rontom die drie; tegen over den dorpel, waren beschoten met hout rontom henen: ende [van] der aerde tot aen de vensteren; ende de vensteren waren bedeckt.
17 Tot ’t gene boven de deure was, ende tot het binnenste ende buytenste huys toe, ende aen de gantsche wandt rontom henen in’t binnenste ende buytenste, [al by] maten.
18 Ende het was gemaeckt [met] Cherubim ende palmboomen: so datter een palmboom was tusschen Cherub ende Cherub; ende [elcke] Cherub hadde twee aengesichten.
19 Namelick, een menschen aengesicht tegen den palmboom van dese, ende eens jongen leeuws aengesichte tegen den palmboom van gene zijde: gemaeckt in’t gantsche huys rontom henen.
20 Van de aerde af, tot boven de deure, waren de Cherubim ende de palmboomen gemaeckt: oock [aen] de wandt des Tempels.
21 De posten des Tempels waren vierkant: ende aengaende het voorste deel des heylichdoms, d’ [eene] gedaente was als de [andere] gedaente.
22 De hoochte des houten Altaers was drie ellen, ende sijne lengte twee ellen, ende hy hadde sijne hoecken; ende sijne lengte, ende sijne wanden waren van hout: ende hy sprack tot my; Dit is de Tafel, die voor des HEEREN aengesichte sal zijn.
23 De Tempel nu ende het heylichdom hadden [beyde] twee deuren.
24 Ende daer waren twee bladen aen de deuren: [te weten] twee bladen diemen omdraeyen konde; twee aende eene deure, ende twee bladen aende andere.
25 Ende aen de selve, [namelick] aende deuren des Tempels, waren Cherubim ende palmboomen gemaeckt, gelijck alsser aende wanden gemaeckt waren: ende het hout aen’t voorste deel des voorhuyses van buyten, was dick.
26 Ende [aen] de geslotene vensteren waren oock palmboomen van dese ende van gene zijde, aen de zijden des voorhuyses: ende [aen] de zijdkameren des huyes, ende [aen] de dicke plancken.

Einde Ezechiël 41