Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 VOorder heft ghy een weeklage op over de Vorsten Israëls, |
2 Ende segt, Wat was uwe moeder? eene leeuwinne, onder de leeuwen nederliggende: sy bracht hare welpen op in’t midden der jonge leeuwen. |
3 Sy tooch nu een van hare welpen op: ’t wiert een jonge leeuw: die leerde roof te rooven, hy at menschen op. |
4 Dit hoorden de volckeren van hem, hy wiert gegrepen in hare groeve: ende sy brachten hem met haken nae Egyptenlant. |
5 Sy nu siende, datse in hope was geweest, [doch] hare verwachtinge verloren was, so nam sy een [ander] van hare welpen, ’t welck sy [tot] eenen jongen leeuw stelde. |
6 Dese wandelde steets onder de leeuwen, wiert een jonck leeuw, ende leerde roof te rooven, hy att menschen op. |
7 Hy bekende hare weduwen, ende hy verwoeste hare steden; so dat het lant, ende sijne volheyt ontsett wiert van de stemme sijner brullinge. |
8 Doe begaven sich de volckeren tegen hem rontom uyt de lantschappen; ende sy spreydden haer net over hem uyt: in hare groeve wiert hy gegrepen. |
9 Ende sy stelden hem in gesloten bewaringe met haken, op datse hem brachten tot den Coninck van Babel: Sy brachten hem in vestingen, op dat sijne stemme niet meer gehoort en wierde op de bergen Israëls. |
10 Uwe moeder was als een wijnstock in uwe stilheyt, geplant by wateren: hy was vruchtbaer, ende vol rancken van wegen vele wateren. |
11 Ende hy hadde stercke roeden tot scepteren der heerschers, ende de stamme elcker [roede] wiert hooge tusschen de dichte tacken: ende hy wiert gesien door sijne hoochte, met de menichte sijner tacken. |
12 Maer hy wiert door grimmichheyt uytgeruckt, [ende] ter aerde geworpen, ende de ooste wint heeft sijne vrucht verdroogt: sijne stercke roeden zijn afgebroken, ende zijn verdroogt: het vyer heeftse verteert. |
13 Ende nu is hy geplant in eene woestijne: in een dorre, ende dorstich lant. |
14 Daer toe is een vyer uytgegaen uyt eene roede sijner rancken, [dat] sijne vrucht verteert heeft: so dat aen hem geen stercke roede en is, [tot] eenen scepter, om te heerschen. Dit is een weeklage, ende is tot een weeklage geworden. |