Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 50 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 50

1 ALsoo seyt de HEERE, Waer is de scheyd-brief van u lieder moeder, daer mede ickse wech-gesonden hebbe? of wie isser van mijne schult-eyschers, dien ick u vercocht hebbe? siet, om uwe ongerechticheden zijt ghy verkocht, ende om uwe overtredingen is uwe moeder wech gesonden.
2 Waerom quam ick, ende daer en was niemant? [waerom] riep ick, ende niemant en antwoordde? is mijne hant dus gantsch kort geworden, dat sy niet verlossen en can? of en isser in my geen cracht om uyt te redden? siet, door mijne scheldinge make ick de zee drooge, ick stelle de rivieren [tot] eene woestijne, dat haren visch stinckt, om datter geen water en is, ende sterft van dorste.
3 Ick becleede den hemel met swartheyt, ende stelle eenen sack [tot] sijn decksel.
4 De Heere HEERE heeft my een tonge der geleerden gegeven, op dat ick wete met den moeden een woort ter rechter tijt te spreken: Hy weckt alle morgen, hy weckt my de oore, dat ick hoore, gelijck die geleert worden.
5 De Heere HEERE heeft my de oore geopent, ende ick en ben niet wederspannich, ick en wijcke niet achterwaerts.
6 Ick geve mijnen rugge den genen die [my] slaen, ende mijne wangen den genen die [my] ’t hayr uytplucken: my aengesichte en verberge ick niet voor smaetheden ende speecksel.
7 Want de Heere HEERE helpt my, daerom en worde ick niet te schande, daerom hebbe ick mijn aengesichte gestelt als eenen key-steen, want ick weet, dat ick niet en sal beschaemt worden.
8 Hy is naeby die my rechtveerdicht, wie sal met my twisten? laet ons te samen staen: wie heeft eene rechtsake tegen my? hy come herwaerts tot my.
9 Siet de Heere HEERE helpt my, wie is ’t [die] my sal verdoemen? siet, sy sullen altemael als een cleet verouden, de motte salse eten.
10 Wie isser onder u lieden, die den HEERE vreest, die nae de stemme sijnes knechts hoort? als hy in de duysternissen wandelt, ende geen lichte heeft; dat hy betrouwe op den name des HEEREN, ende steune op sijnen Godt.
11 Siet, ghy alle die een vyer aensteeckt, die u met sprancken omgordet: wandelt in de vlamme van u vyer, ende in de sprancken [die] ghy ontsteken hebt; Dat geschiet u van mijne hant, in smerte sult ghylieden liggen.

Einde Jesaja 50