Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 22 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 22

1 DE Last van het dal des Gesichtes. Wat is u nu, dat ghy alle gaer op de daken klimt?
2 Ghy die vol van groot gedruys waert, ghy woelige Stadt, ghy vrolick-huppelende Stadt: Uwe verslagene en zijn niet verslagen met den sweerde, noch gestorven in den strijt.
3 Alle uwe Overste zijn te samen wech-gevlucht: sy zijn van de schutters gebonden, alle die in u gevonden zijn, zijn t’ samen gebonden, sy zijn van verre gevloden.
4 Daerom segge ick, Wendt het gesichte van my af, laet my bitterlick weenen: en dringt niet aen om my te troosten over de verstooringe der dochter mijnes volcx.
5 Want het is een dach van beroeringe, ende van vertredinge, ende van verwerringe van den Heere, den HEERE der heyrscharen, in het dal des gesichtes, [een dach] van ontmueringe des muers, ende van geschreeuw nae het geberchte toe.
6 Want Elam heeft den pijl-koker genomen, de man is op den wagen, daer zijn ruyters: ende Kir ontbloot den schilt.
7 Ende het sal geschieden, dat uwe uytgelesene dalen vol wagenen sullen zijn, ende dat de ruyters haer gewisselick sullen setten ter poorten aen.
8 Ende hy sal het decksel van Iuda ontdecken: ende te dien dage sult ghy sien nae de wapenen in het huys des wouts.
9 Ende ghylieden sult besien de reten der stadt Davids, om datse vele zijn: ende ghy sult de wateren des ondersten vyvers vergaderen.
10 Ghy sult oock de huysen Ierusalems tellen: ende ghy sult huysen afbreken, om de mueren te bevestigen.
11 Oock sult ghy een gracht maken tusschen beyde de mueren, voor de wateren des ouden vyvers: maer ghy en sult niet opwaerts sien op dien die sulcx gedaen heeft, nochte aenmercken dien, die dat van verre [tijden] geformeert heeft.
12 Ende te dien dage sal de Heere, de HEERE der heyrscharen, roepen tot geween, ende tot rouwklage, ende tot kaelheyt, ende tot omgordinge des sacks.
13 Maer siet, daer is vreucht ende blijtschap met runderen te dooden, ende schapen te kelen, vleesch t’ eten, ende wijn te drincken, [ende te seggen] Laet ons eten ende drincken, want morgen sullen wy sterven.
14 Maer de HEERE der heyrscharen heeft sich voor mijne ooren geopenbaert, [seggende] Indien u lieden dese ongerechticheyt versoent wort tot dat ghy sterft! seyt de Heere, de HEERE der heyrscharen.
15 Alsoo seyt de Heere, de HEERE der heyrscharen, Gaet henen, gaet in tot dien Schatmeester, tot Sebna den hof-meester, [ende spreeckt,]
16 Wat hebt ghy hier? of wien hebt ghy hier, dat ghy u hier een graf uytgehouwen hebt? [als] die sijn graf in de hoochte uythouwt, die een wooninge voor sich op eenen rotzsteen laet af teeckenen.
17 Siet, de HEERE sal u wech-werpen met eene mannelicke wech-werpinge: ende hy sal u gantschelick over-decken.
18 Hy sal u gewisselick voortrollen, gelijck men eenen bal rolt, in een lant wijt van begrijp: aldaer sult ghy sterven, ende aldaer sullen uwe heerlicke wagenen zijn, ô ghy schantvlecke des huys uwes heeren.
19 Ende ick sal u af-stooten van uwen staet, ende van uwen stant sal hy u verstooren.
20 Ende het sal te dien dage geschieden, dat ick mijnen knecht, Eliakim, den sone Hilkia, roepen sal.
21 Ende ick sal hem met uwen rock becleeden, ende ick sal hem met uwen gordel stercken, ende uwe heerschappye sal ick in sijne hant geven: ende hy sal den inwoonderen te Ierusalem, ende den huyse Iuda tot een vader zijn.
22 Ende ick sal den sleutel des huys Davids op sijne schouder leggen: ende hy sal open doen, ende niemant sal sluyten, ende hy sal sluyten, ende niemant sal open doen.
23 Ende ick sal hem [als] eenen nagel in slaen in een vaste plaetse: ende hy sal wesen tot eenen stoel der eere den huyse sijnes vaders.
24 Ende men sal aen hem hangen alle heerlickheyt des huyses sijnes vaders, der uytspruytelingen ende der afkomelingen, [oock] alle kleyne vaten, van de vaten der bekers af, selfs tot alle de vaten der flesschen.
25 Te dien dage, spreeckt de HEERE der heyrscharen, sal die nagel, die aen eene vaste plaetse gesteken was, wechgenomen worden: ende hy sal afgehouwen worden, ende hy sal vallen, ende de last die daer aen is, sal afgesneden worden: want de HEERE heeftet gesproken.

Einde Jesaja 22