Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 12 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 12

Een danck-segginge die de Christenen doen souden voor de verlossinge haer in Christo bewesen, haer over de selve hertelick verblijdende.
 
1 ENde 1 te dien selven dage sult 2 ghy seggen, Ick dancke u, HEERE, 3 dat ghy toornich op my geweest zijt: [maer] uwen toorn is afgekeert, ende ghy troost my.
1 T.w. ten tijde des Rijcks Christi, als het Euangelium in de gantsche werelt sal gepredickt worden.
2 T.w. ghy mijn uytverkoren volck, Ghy Christgeloovige.
3 Dat ghy die op ons toornich waert, uwen toorn hebt vallen laten. alsoo staeter Rom. 6.17. Godt zy gedanckt dat ghy knechten der sonde geweest zijt. etc. And. Dat ghy toornich op my geweest zijnde, uwen toorn sich afgewendt heeft, ende dat ghy my troostet.
 
2 Siet, Godt is 4 mijn heyl, ick sal vertrouwen ende niet vreesen: want de HEERE HEERE 5 is mijn sterckte, ende 6 psalm, ende hy is my tot heyl geworden.
4 Of, Mijn heylant, of, mijn salicheyt, D. hy is d’Autheur mijner salicheyt.
5 D. die my sterckte geeft. siet Exod. 15.2. Psal. 118.14.
6 D. het is Godt dien ick Psalmen ende Lofsangen ter eere dichte ende singe.
 
3 Ende ghylieden 7 sult a water scheppen met vreuchde 8 uyt de fonteynen des heyls:
7 D. u verheugen, gelijck die doen die grooten dorst hebbende, water vinden om haren dorst te lesschen. Verstaet hier door het water, allerley geestelicke gaven ende weldaden, die Godt sijne wel-beminde geeft, insonderheyt de salicheyt door Iesum Christum. Verg. hier mede Matth. 5.6. ende Ioh. 6.54. ende 7.37.
a Ioh. 7.37, 38.
8 D. uyt de Predicatien des H. Euangelij, in de welcke de salicheyt door Christum verworven, verkondicht wort.
 
4 Ende 9 sult te dien selven dage seggen, 10 Dancket den HEERE, 11 roept sijnen name aen, maeckt sijne daden bekent onder de volckeren: 12 b vermeldt dat sijn naem verhoocht is.
9 T.w. Ghylieden die tot Christum sult bekeert zijn.
10 Siet Psal. 105.1. ende 1.Chron. 16.8.
11 Of, Roept sijnen name uyt, of, Verkondicht sijnen name overluyt.
12 D. maeckt dat het by de nacomelingen gedacht worde, dat sijnen name hoochelick zy te loven ende te prijsen.
b Ioh. 17. versen 1, 4, 6, 26.
 
5 13 Psalm-singt 14 den HEERE, want hy heeft 15 heerlicke dingen gedaen, sulcx zy bekent op den gantschen aerdbodem.
13 Het Hebr. woort beteeckent soo wel met de stemme singen, als op instrumenten spelen.
14 D. ter eere Godes.
15 Hebr. heerlickheyt, of hoocheyt, of, voortreffelickheyt gedaen.
 
6 Iuycht ende singt vrolick, 16 ghy inwoondersse van Zion: 17 want 18 de Heylige Israëls 19 is groot in ’t midden van u.
16 D. ghy volck Godes te huys gehoorende in sijne kercke, die hier Zion genoemt wort.
17 Hier wort aengewesen de oorsake ofte materie der lofsangen der godsaligen.
18 D. de ware Godt, die heylichlick ge-eert ende gedient wort van sijn volck van Israël. Siet Psal. 71. op vers 22.
19 D. hy heeft sijne macht betoont ende doen blijcken door sijne heerlicke daden, die hy onder u lieden gedaen heeft.

Einde Jesaja 12