Statenvertaling.nl

sample header image

Prediker 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Prediker 6

1 DAer is een quaet, dat ick gesien hebbe onder de Sonne, ende het is veel onder de menschen:
2 Een man, den welcken Godt gegeven heeft rijckdom, ende goederen, ende eere: ende hy en heeft voor sijne ziele geenes dincks gebreck, van alles wat hy begeert: ende Godt en geeft hem de macht niet, om daer van te eten, maer dat een vreemt man dien op etet: Dit is [oock] ydelheyt, ende een quade smerte.
3 Indien een man hondert [kinderen] gewonne, ende vele jaren leefde, so dat de dagen sijner jaren vele waren, doch sijne ziele niet versadicht en wierde van ’tgoet, ende hy oock geen begraefnisse en hadde: Ick segge dat een misdracht beter is dan hy.
4 Want met ydelheyt comt sy, ende in duysternisse gaet sy wech, ende met duysternisse wort haren name bedeckt.
5 Oock en heeft sy de Sonne niet gesien, noch bekent: sy heeft meer ruste, dan hy.
6 Ia al leefde hy schoon tweemael duysent jaren, ende ’t goede niet en sage: en gaen sy niet alle nae eene plaetse?
7 Al den arbeyt des menschen is voor sijnen mont: ende nochtans en wort de begeerlickheyt niet vervult.
8 Want wat heeft de wijse meer dan de sot? wat heeft de arme [meer], die voor de levendige weet te wandelen?
9 Beter is ’t aensien der oogen, dan het wandelen der begeerlickheyt: Dit is oock ydelheyt, ende quellinge des geestes.
10 Wat oock yemant zy, alreede is sijn name genoemt, ende ’t is bekent, dat hy een mensche is: ende dat hy niet en can rechten met dien, die stercker is dan hy.
11 Voorwaer, daer zijn vele dingen die de ydelheyt vermeerderen: wat heeft de mensche te meer [daer van]?
12 Want wie weet wat goet is voor den mensche in dit leven, [geduerende] ’t getal der dagen des levens sijner ydelheyt, welcke hy doorbrengt als een schaduwe? want wie can den mensche aenseggen, wat na hem wesen sal onder de Sonne?

Einde Prediker 6