Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 GHy sult oock eenen ALTAER maken van Sittim-hout, vijf ellen sal de lengte zijn, ende vijf ellen de breette (vier-cantich sal desen altaer zijn) ende drie ellen sijne hoochte. |
2 Ende ghy sult sijne hoornen maken op sijne vier hoecken, uyt hem sullen sijne hoornen zijn, ende ghy sult hem met koper overtrecken. |
3 Ghy sult hem oock potten maken, om sijn assche t’ontfangen, oock sijn schoefelen, ende sijn bespreng-beckens, ende sijn crauwelen, ende sijn kool-pannen: alle sijn gereetschap sult ghy van koper maken. |
4 Ghy sult hem eenen rooster maken van koperen net-werck: ende ghy sult aen dat net vier koperen ringen maken aen sijne vier eynden. |
5 Ende ghy sult het onder den ommeloop des Altaers van beneden op-leggen: also dat het net tot het midden des Altaers zy. |
6 Ghy sult oock hant-boomen maken tot den Altaer, hant-boomen van Sittim-hout: ende ghy sultse met koper overtrecken. |
7 Ende de hant-boomen sullen in de ringen gedaen worden, also dat de hant-boomen zijn aen beyde zijden des Altaers, alsmen hem draecht. |
8 Ghy sult hem hol van plancken maken: gelijck als Hy u op den berch gewesen heeft, alsoo sullen sy doen. |
9 Ghy sult oock den voor-hof des Tabernakels maken: Aen den suyd-hoeck suydwaerts, sullen aen den voor-hof behangselen zijn van fijn getweernt linnen, de lengte eener zijde sal hondert ellen ziijn. |
10 Oock sullen sijne twintich pilaren, ende der selver twintich voeten van koper zijn: de haken deser pilaren ende hare banden, sullen silver zijn. |
11 Alsoo sullen oock aen den Noorder-hoeck in de lengte de behangsels hondert [ellen] lanck zijn: ende sijne twintich pilaren, ende der selver twintich voeten, van koper: de haken der pilaren, ende de banden der selver sullen silver zijn. |
12 Ende in de breette des voorhofs aen den Westerhoeck, sullen behangselen zijn van vijftich ellen: hare pilaren tiene, ende der selver voeten tiene. |
13 Van gelijcke sal de breette des voorhofs aen den ooster-hoeck oostwaerts van vijftich ellen zijn. |
14 Also datter vijftien ellen der behangselen op [d’ eene] zijde zijn, hare pilaren drye, ende hare voeten drye. |
15 Ende vijftien [ellen] der behangselen aen d’ ander zijde: hare pilaren drye, ende hare voeten drye. |
16 In de poorte nu des voorhofs sal een decksel zijn van twintich ellen, hemels-blaeuw ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen, geborduert-werck: hare pilaren viere, ende hare voeten viere. |
17 Alle de pilaren des voorhofs sullen rondom met silveren banden besett zijn: hare haken sullen silveren zijn: maer hare voeten sullen koperen zijn. |
18 De lengte des voorhofs sal hondert ellen zijn, ende de breette doorgaens vijftich, ende de hoochte vijf ellen, van fijn getweernt linnen: maer hare voeten sullen koperen zijn. |
19 Aengaende al de gereetschap des Tabernakels in al des selven dienst, ja alle sijne pinnen, ende alle de pinnen des voorhofs, sullen koperen zijn. |
20 Ghy nu sult den kinderen Israëls gebieden datse tot u brengen reyne olye van olijven, gestooten tot den luchter: datmen geduerichlick de lampen aensteke. |
21 In de Tente der t’ samen-komste van buyten den voorhanck, die voor ’t getuychenisse is, salse Aaron ende sijne sonen toerichten, van den avont tot den morgen, voor het aengesichte des HEEREN: Dit sal een eeuwige insettinge zijn voor hare geslachten van wegen de kinderen Israëls. |