Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 99 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 99

In desen Psalm wort gesproken van de macht des Heeren, mitsgaders van sijne gerechticheyt, ende goedertierenheyt over sijn volck: met een vermaninge, door het exempel van Mose ende Aaron, om Godt in sijn Gemeynte te loven.
 
1 DE HEERE 1 regeert, 2 dat de volckeren beven: 3 hy sitt [tusschen] de Cherubim, de aerde 4 bewege haer.
1 Te weten, over ons. dat is, hy beschermt ons krachtelick tegen onse vyanden. siet Psal. 97.1.
2 And. [daerom] beven de volckeren, ende alsoo in’t volgende. And. of schoon de volckeren gestoor. ofte beroert, of, verschrickt zijn.
3 Siet 1.Sam. 4.4.
4 T.w. van vreese, ofte, om den Heere eerbiedinge te doen.
 
2 De HEERE is 5 groot 6 in Zion, ende hy is hooge boven alle volckeren.
5 D. treffelick, vol van Majesteyt.
6 D. onder sijn volck van Israel, dat op den berch daer de Tempel was, pleecht te vergaderen, ende tot den Godts-dienst te komen.
 
3 Datse uwen grooten ende vreeslicken Name loven, die heylich is:
4 Ende 7 de sterckte 8 des Conincks, die’t recht lief heeft: 9 Ghy hebt 10 billickheden bevesticht, ghy hebt recht ende gerechticheyt gedaen 11 in Iacob.
7 Die hy doet blijcken in het verdrijven onser vyanden.
8 T.w. Christi Iesu.
9 T.w. die onse Coninck zijt.
10 D. alle billickheyt ofte rechtmaticheyt, als of hy seyde, Al is de Heere een sterck ende machtich Coninck, nochtans en is hy geen tyran, dat hy sijne ondersaten met gewelt soude onderdrucken: maer hy bemint de gerechticheyt, ende hy doet eenen yderen recht.
11 D. onder het volck van Israel, dat van Iacob afkomstich is.
 
5 Verheft den HEERE onsen Godt, ende buycht u neder 12 voor den voetbanck sijner voeten, 13 hy is heylich.
12 And. Tegen over den voet-banck sijner voeten. Siet d’aenteeck. 1.Chron. 28.2. alsoo wort de letter Lamed oock genomen vers 9. ende elders dickwijls.
13 T.w. Godt, of, de Tempel: Of, welcke [T.w. voet-banck] heylich is.
 
6 14 Mose ende Aaron waren onder 15 sijne Priesters, ende Samuel onder de aenroepers sijnes Naems; 16 sy riepen tot den HEERE, ende hy verhoordese.
14 Als of hy seyde, Ghy en sult niet te vergeefs voor den Heere neder-vallende hem aenroepen, want hy heeft oyt sijn getrouwe dienaers verhoort: alsoo sal hy u lieden mede doen, sonderling nae dien de ware Priester ende voor-sprake Christus, persoonelick sal verschenen zijn. Moses wort onder de Priesters gestelt, om dat hy voor het volck pleecht te bidden, ende oock geoffert heeft, hoewel hy daer na geen ordinaris Priester gebleven en is. Siet Exod. 29.11, 16. Ierem. 15.1.
15 Ofte, Overste, Princen. Hebr. Cohen, Siet d’aenteeck. Genes. 41. op vers 45.
16 T.w. Mose ende Aaron, gelijcker geschreven staet Exod. 32.11, etc. Num. 14.13, 17, 19. ende 16.22, 42, 46. ende 1.Sam. 7.19. ende 12.19, 23. Ierem. 15.1.
 
7 Hy sprack 17 tot hen in eene wolcken-colomne: 18 sy hebben 19 sijne getuygenissen onderhouden, ende d’insettingen [die] hy hen gegeven hadde.
17 T.w. Mose, ende Aaron, Num. 16.22, 42. Doch insonderheyt tot Mose. Siet Exod. 33.9.
18 T.w. Mose ende Aaron.
19 D. sijne geboden, door de welcke hy betuychde wat hy wilde dat sy doen souden.
 
8 O HEERE onse Godt, ghy hebtse verhoort, ghy zijt hen geweest 20 een vergevende Godt, hoewel wrake doende over 21 hare 22 daden.
20 D. die hen hare sonden hebt vergeven, ende en hebt haer van u niet verworpen.
21 T.w. des volcx, voor het welcke Mose badt, Exod. 32.14. ende 34.35. Num. 14. versen 20, 21, 23. Of, hare, te weten, Mosis ende Aarons, als te sien is, Num. 20.12. Deut. 3.23, 24, 25. Ofte verstaet hier door hare, so wel d’eene, als d’andere.
22 D. Misdaden.
 
9 23 Verheft den HEERE onsen Godt, ende buygt u 24 voor den berch sijner heylicheyt, want de HEERE onse Godt is heylich.
23 T.w. door lof-sangen ende danck-seggingen.
24 Of, tegen over, gelijck bov. vers 5. ende hier wort verstaen de berch Zions, ende daer door, de Tempel, ende de Arke die daer inne was.

Einde Psalm 99