Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 67 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 67

De gemeynte bidt met vertrouwen, dat Godts rijck in Christo onder de heydenen uytgebreyt, ende met allen geestelicken ende lichamelicken segen moge worden begenadicht.
 
1 EEn 1 Psalm, een Liedt: voor den Opper-sang-meester, op Neginoth.
1 Siet Psal. 48. op vers 1. ende 4. op vers 1.
 
2 Godt zy ons genadich, ende segene ons: a hy 2 doe sijn aenschijn 3 aen ons lichten, 4 Sela!
a Num. 6.25. Psal. 4.7.
2 Siet Num. 6. op versen 25, 26.
3 Ofte, by, tot ons.
4 Siet Psal. 3. op vers 3.
 
3 Op datmen op der aerden 5 uwen 6 wech kenne; onder alle heydenen u heyl.
5 De Propheet spreeckt nu Godt aen in de tweede persone, van welcken hy te vooren in den derden persoon gesproken hadde.
6 D. (als door het volgende woort, heyl, verklaert wort) hoe wonderbaerlick ende genadichlick ghy u volck behoudt, soo lichamelick als geestelick, ende bysonderlick, u heyl openbaert inden Euangelio, dat oock des Heeren ende Godts wech genoemt wort, Act. 18.25, 26, etc.
 
4 De volcken sullen u, o Godt, loven: de volcken, altemael, sullen u loven.
5 De natien sullen haer verblijden, ende juychen, om dat ghy de volcken sult richten [in] rechtmaticheyt: ende de natien op der aerden, die sult ghy leyden, Sela!
6 De volcken sullen u, ô Godt, loven: de volcken, altemael, sullen u loven.
7 De aerde geeft haer gewas: Godt, onse Godt, sal ons segenen.
8 Godt sal ons segenen: ende alle eynden der aerde sullen hem vreesen.

Einde Psalm 67