Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 6

David seer kranck zijnde, draecht Godt sijne elende voor, bidt seer vyerichlick om genade ende gesontheyt, ende versekert zijnde van verhooringe, triumpheert over alle sijne godtloose vyanden.
 
1 EEn Psalm Davids voor den 1 Opper-sang-meester, op Neginoth, op de 2 Scheminith.
1 Siet Psal. 4. op vers 1.
2 D. achtste. Sommige houden ’t voor een acht-snarich spel, andere voor sekeren toon der Musijcke, ofte achtste snare, by de Musiciens genoemt, eene octave. Siet oock 1.Chron. 15. op vers 21.
 
2 ô HEERE, en a straft my niet in uwen toorn, ende en 3 kastijdt my niet in uwe grimmicheyt.
a Psal. 38.2.
3 Vergel. Ier. 10. op vers 24. Het Hebr. woort beteeckent niet alleen bestraffen, onderrichten, onderwysen met woorden; maer oock dickwijls met slagen ende plagen. Siet Prov. 9. op vers 7.
 
3 Zijt my genadich, HEERE, want ick ben 4 verswackt; geneest my, HEERE, want mijne beenderen zijn verschrickt:
4 Ofte, flaeuw, amechtich geworden.
 
4 Ia mijne ziele is seer verschrickt; Ende ghy, HEERE, 5 hoe lange?
5 Verstaet, sult ghy uwe hulpe uytstellen? hoe lange sult ghy my in dese elende laten?
 
5 6 Keert weder, HEERE; reddet mijne ziele; verlost my om uwer goedertierenheyt wille.
6 Die ghy schijnt van my gegaen te zijn, ofte my den rugge toegekeert te hebben, om dat ghy my noch niet verlost en hebt.
 
6 Want in den doot en is uwer 7 geene gedachtenisse; wie sal u loven in’t graf?
7 De sin is, de gestorvene konnen Godts Naem in sijnen gemeynte op aerden niet groot maken, waer in nochtans Godt een sonderling welgevallen heeft, ende dat David voor hadde, nae sijne wijse, opentlick tot Godts eere ende stichtinge sijner gemeynte te doen, als hy van dese kranckte soude verlost zijn. Vergel. Psal. 30.10. ende 88.11. ende 115.17. ende 118.17. Iesa. 38.18, 19. ende siet wijders Iob 7. op vers 8.
 
7 Ick ben moede van mijn suchten: ick doe mijn bedde den 8 gantschen nacht 9 swemmen: ick door-natte mijne bed-stede met mijne tranen.
8 D. geheele nachten over, ofte, alle nacht.
9 Dit zijn verbloemde manieren van spreken, dienende om de grootheyt sijns lijdens, ende sijn gedurich ende veel weenen uyt te drucken.
 
8 Mijn ooge is 10 doorknaecht van verdriet, is 11 veroudt, van wegen alle mijne 12 tegenpartijders.
10 Ofte, uyt-geteert. Als Psal. 31.10. Vergel. Iob 17.7. ende d’aent. aldaer.
11 D. versleten, heeft af-genomen, is vergaen.
12 Die lust ende vermaeck nemen in dit mijn lijden, ende verlangen na mijnen doot.
 
9 b 13 Wijckt van my, alle ghy werckers der ongerechticheyt; want de HEERE heeft de stemme mijns geweens gehoort.
b Matth. 7.23. ende 25.41. Luc. 13.27.
13 Hier, ende in ’t volgende openbaert David het geloove ende vertrouwen van Godts genadige ende gewisse verhooringe.
 
10 De HEERE heeft mijne smeeckinge gehoort: de HEERE sal mijn gebedt aennemen.
11 Alle mijne vyanden sullen seer beschaemt ende verbaest worden: sy sullen te rugge keeren, sy sullen in een 14 oogenblick beschaemt worden.
14 D. haestelick, onvoorsiens.

Einde Psalm 6