Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 28 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 28

David bidt seer vyerichlick voor sich selven, ende tegen sijne vyanden, welcker godtloosheyt hy beschrijft: ende gevoelende de vrucht sijns gebedts, looft hy Godt, ende bidt om de behoudenisse der gantscher Kercke.
 
1 [EEn Psalm] Davids. Tot u roep ick, HEERE; mijn rotzsteen, 1 houdt u niet als doof van my af: a op dat ick niet, [so] ghy u van my stille houdt, vergeleken en worde met de b gene die in den 2 kuyl nederdalen.
1 Ofte, swijgt niet, zijt niet stille van my: verst. u, ofte, uwe ooren van my afwendende, van my aflatende, sonder te spreken, ofte my te antwoorden, ende met der daet te bewijsen dat ghy my verhoort. Vergel. dese maniere van spreken met 1.Reg. 22. op vers 3. 1.Sam. 7.8. Iob 13.13. menschelick van Godt gesproken, die geseyt wort sich als doof te houden, ende te swijgen ende niet te antwoorden, als hy met datelicke hulpe noch niet en betoont, dat hy de gebeden der sijnen verhoort heeft. And. houdt u niet als doof tegen my: ende soo terstont, tegen my stille houdt, etc. Vergel. Iob 13.13. met d’aent.
a Psal. 143.7.
b Psal. 30.4.
2 D. in’t graf, als doode. ofte, gelijck verbijsterde beesten ende menschen ergens in eenen kuyl ofte groeve vallen ende omkomen.
 
2 Hoort de stemme mijner smeeckingen, als ick tot u roepe; als ick mijne 3 handen opheffe 4 nae de aenspraeck-plaetse uwer heylicheyt.
3 Als dickwils in het bidden geschiede, tot een teecken van opheffinge des herten tot Godt, ende verwachtinge eens segens van hem, door den Messia. Verg. 1.Reg.8. op vers 22. Psal. 88.10. ende 141.2. Thre. 2.19. ende 3.41.
4 D. nae uwe heylige aenspraeck-plaetse, daer de Arke des verbonts is een voorbeelt van den Messia. Siet 1.Reg. 6. op vers 5.
 
3 En 5 treckt my niet wech met de godtloose, ende met de werckers der ongerechticheyt, c die van vrede spreken met hare naesten; maer quaet is in haer herte.
5 D. brengt my niet om, treckt my niet nae ’t graf met etc. Vergel. Psal. 26. op vers 9. ende siet Iob 21.33. ende 24.22. Ezech. 32.20. alwaer het Hebr. woort in de selve beteeckeninge gebruyckt wort.
c Psal. 12.3. Ierem. 9.8.
 
4 Geeft hen nae haer doen, ende nae de boosheyt harer handelingen; geeft hen nae harer handen werck; doet hare vergeldinge tot haer wederkeeren.
5 Om datse niet en letten op de daden des HEEREN, noch op het werck sijner handen; so sal hyse afbreken ende en salse niet 6 bouwen.
6 D. die niet verhoogen tot eenen vasten ofte duersamen staet, item, niet voortplanten, ofte haer geslachte uyt breyden. Vergel. Gen. 16. op vers 2. Iob 22. op vers 23. Ier. 24.6. ende 31.28. item Prov. 14. op vers 1.
 
6 7 Gelooft zy de HEERE; want hy heeft de stemme mijner smeeckingen gehoort.
7 Hebr. gesegent.
 
7 De HEERE is mijne sterckte, ende mijn schilt, op hem heeft mijn herte vertrouwt, ende ick ben geholpen; dies springt mijn herte van vreuchde, ende ick sal hem met mijn gesanck loven.
8 De HEERE is 8 haerlieder sterckte, ende hy is de sterckheyt der 9 verlossingen sijns Gesalfden.
8 Niet alleen mijne, maer oock sijner gantscher kercke, aller geloovigen.
9 Ofte, behoudenissen, overwinningen sijns Gesalfden. D. die my, sijnen gesalfden, door sijne sterckte soo menichmael heeft verlost, ofte, de sterckte der verlossingen, ofte des volcomenen heyls, (dat is, de volkomene heylsame sterckte) is sijn Gesalfde. te weten, de Messias, de Heere Christus, door David afgebeeldt.
 
9 10 Verlost u volck ende segent u erve; ende 11 weydtse, ende 12 verheftse tot inder eeuwicheyt.
10 Ofte, behoudt, geeft heyl.
11 Als een herder sijne schapen. Siet Psal. 23.
12 Ofte, draechtse.

Einde Psalm 28