Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 143 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 143

David van sijne vyanden swaerlick vervolcht ende beangsticht zijnde, bidt seer yverichlick om haestige verlossinge, ende om onderrichtinge in de wegen des Heeren, ende om ’t verderf sijner vyanden.
 
1 1 EEn Psalm Davids. o HEERE, hoort mijn gebedt, neycht de ooren tot mijne smeeckingen: 2 verhoort my nae uwe waerheyt, 3 nae uwe gerechticheyt.
1 Eenige meynen, dat David desen Psalm gedicht heeft, doe Absalom hem vervolgde: Andere, doe Saul hem najaegde.
2 Als of hy seyde, dewijle my gewelt en ongelijck geschiet van mijne vyanden, so bidde ick u, ô Heere, dat ghy, als een rechtveerdich Richter, sulcks niet langer en wilt geschieden laten.
3 D. om uwer gerechticheyts wille. siet Psal. 31.2.
 
2 Ende 4 en gaet niet in ’t gerichte met uwen knecht: a want niemant die leeft 5 sal voor u aengesichte rechtveerdich zijn.
4 D. en roept my niet in’t recht, en handelt met my niet nae mijne verdiensten. Siet Iob 22. vers 4.
a Rom. capp. 3. ende 4. Galat. capp. 3. ende 4.
5 Te weten, door de wercken der wet, ende zijnde in sich selven als een sone Adams aengemerckt, siet Iob 4. vers 17. ende 9.2, 3. ende 15.14. ende 25.4. Siet oock de aenteeck. 1.Reg. 11. op vers 34.
 
3 6 Want de 7 vyant vervolcht 8 mijne ziele, 9 hy vertreedt 10 mijn leven ter aerde, 11 hy legt my in duysternissen, 12 als de gene die over lange doodt zijn.
6 Dese woorden hangen aen het eerste vers deses Psalms.
7 Te weten, Saul met sijnen aenhang.
8 D. mijn leven, of, mijnen persoon, als Psal. 6.4.
9 D. hy tast my soo hart aen, dat ick naeuw leven in my en hebbe: of, hy sal my ende de mijne haest vertreden, ’t en zy dat ghy ons uyt sijne handen verlost.
10 And. mijn rot, mijn bende, D. alle die by my zijn. Siet Psal. 141.7.
11 D. hy maeckt dat ick met de gene die by my zijn, in duystere hoecken ende winckelen ons moeten verkruypen ende verbergen. Want David hadde met sijn krijgs-volck, sijn verblijf in een speloncke. Ps. 142. vers 1.
12 Als of hy seyde, wy kruypen in holen ende speloncken in ende onder d’aerde, gelijc zijnde den genen die over lange gestorven zijn, ende onder d’aerde begraven liggen.
 
4 Daerom wort mijn geest 13 overstelpt in my, mijn herte is 14 verbaest in’t midden van my.
13 De sin is, my overvallen soo veel baren der tegenspoet, d’eene voor, d’ander na, dat ick schier daer onder beswijme ende blijve.
14 Dit heetmen gemeenelick desolaet. And. mijn herte ontsett sich seer.
 
5 b Ick 15 gedencke aen de dagen van outs: ick overlegge alle 16 uwe daden: ick spreke by my selven van de wercken uwer handen.
b Psal. 77.6. 11.
15 Als of hy seyde, wanneer ick my in dese elende ende swaricheyt vinde, so en weet ick my nergens beter mede te troosten, dan my selven indachtich te maken, hoe ghy my eertijts by gestaen ende verlost hebt. ’Tschijnt dat David hier principalick siet op dien tijt, doe hy victorie bevochten hebbende over sijne vyanden, van het volck met juychen ende vrolickheyt is ontfangen geweest, 1.Sam. capp. 17. ende 18.
16 T.w. die ghy aen ende door my gedaen hebt.
 
6 17 Ick breyde mijne handen uyt tot u: mijne ziele is voor u, 18 als een dorstich lant, Sela!
17 Siet d’aenteeck. Psal. 141. op vers 5.
18 Of, als een dorre lant. Siet Psal. 63. op vers 2. De reden soude aldus voller zijn, Gelijck een dorstich of dorre lant nae regen dorstet, alsoo dorst mijne ziele nae u. Psal. 42.1.
 
7 Verhoort my haestelick HEERE, mijn geest beswijckt: 19 en verbercht u aengesichte niet van my: want ick soude gelijck worden 20 den genen die in den kuyl dalen.
19 D. En wijckt niet van my, En verlaett my niet.
20 D. den genen die haest sterven sullen. Psal. 28.1. ende 88.5.
 
8 Doet my 21 uwe goedertierenheyt 22 in den morgenstont hooren, want ick betrouwe op u: 23 maeckt my bekent den wech dien ick te gaen hebbe, c want ick heffe 24 mijne ziele 25 tot u op.
21 D. die blijde bootschap, aengaende de goedertierenheyt die ghy my bewijsen sult, doende Saul te rugge keeren, ende aflaten van my dus vyandelick te vervolgen.
22 D. vroech, haest, sonder lang uytstel.
23 D. leert my wat ick doen sal, om het perikel te ontgaen, daer ick in ben, Siet Ps. 142.4. of, maeckt my bekent den wech dien ick moet ingaen, om u te behagen.
c Psal. 25.1.
24 Dat is, mijn gemoet.
25 Als tot dien, den welcken ick houde voor mijnen beschutter ende noothulper.
 
9 Reddet my, HEERE, van mijne vyanden: 26 by u schuyle ick.
26 Te weten, onder de schaduwe uwer vleugelen, gelijck de Prophete spreeckt, Psal. 57.2.
 
10 Leert my 27 u welbehagen doen, want 28 ghy zijt mijn Godt: 29 Uw’ goede Geest geleyde my 30 in een effen lant.
27 Of, uwen wille, of, u wel-gevallen, of, believen. als Psal. 40. vers 9.
28 Dien ick wil ende moet gehoorsamen.
29 Verst. hier den Heyligen Geest.
30 D. op eenen wech dien ick vrymoedelick gaen mach sonder hinder of aenstoot: waer by verstaen wort de wech der gerechticheyt, in de wet Godes voorgeschreven: ofte David verstaet hier door den wech, ’t middel dat hy mocht voornemen ende gebruycken, om onbeschadicht sijnen vyant te ontkomen.
 
11 O HEERE, 31 maeckt 32 my levendich, 33 om uwes Naems wille: voert 34 mijne ziele uyt de benauwtheyt, om uwe gerechticheyt.
31 Of, Behout my in’t leven.
32 Die schier doot ben. siet boven vers 3. ende vers 7.
33 D. op dat ick uwen Name roeme ende prijse, Psal. 142.8.
34 D. mijn leven, mijnen persoon.
 
12 Ende 35 roeyt mijne vyanden uyt, om uwe goedertierenheyt, ende 35 brengtse omme, alle die mijne ziele beangstigen: 36 d want ick ben uw’ knecht.
35 . 35 Hier siet de Prophete op de belofte die Godt Abraham, ende sijnen zade gedaen heeft, Genes. 12.3.
36 D. ick diene u met vlijt, achtervolgens de bevelen uwer wet.
d Psal. 86.16. ende 116.16.

Einde Psalm 143