Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 142 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 142

David zijnde voor Saul gevlucht, ende sich in een speloncke verborgen hebbende, als sijnen geest in hem overstelpt was, so riep hy den Heere om hulpe aen.
 
1 1 EEn onderwijsinge Davids, een gebedt 2 als hy in de speloncke was.
1 Siet Psal. 32.1.
2 David verhaelt hier, hoe hy hem gehouden heeft in de speloncke, te Engedi, ofte Adullam, daer henen hy gevlucht was van wegen Sauls wreede vervolginge, 1.Sam. 22.1. ende 24.4.
 
2 Ick riep met mijn stemme tot den HEERE, ick smeeckte tot den HEERE met mijn stemme.
3 Ick stortte mijn klachte uyt voor sijn aengesichte: ick gaf te kennen voor sijn aengesichte mijne benaeuwtheyt.
4 a Als mijn geest in my 3 overstelpt was, so hebt 4 ghy mijn padt gekent: 5 Sy hebben my eenen strick 6 verborgen op den wech dien ick gaen soude.
a Psal. 77.4.
3 Siet Psal. 102. d’aenteeck. op vers 1.
4 Ghy ô Heere. De sin is, of ick schoon niet en wist waer henen ick my soude keeren ofte wenden, So hebt ghy het wel geweten, my wijsende eenen wech ende middel, om Sauls bloet-dorstige handen te ontkomen.
5 T.w. Saul, met sijn by-hebbende volck.
6 D. in het verborgen geleyt.
 
5 Ick sach uyt ter rechterhant, ende siet so en was daer niemant 7 die my kende, 8 daer en was geen ontvlieden voor my: niemant 9 sorchde 10 voor mijne ziele.
7 T.w. om my hulpe ende bystant te doen.
8 Hebr. ’t ontvlieden was van my verloren of vergaen. D. ick en wist niet waer henen dat ick soude vlieden. Vergel. Iob 11.20.
9 Hebr. socht, of, vraechde nae mijne ziele. also Pro. 29.10. siet d’aent. Deut. 11. op vers 12. ende vergel. 2.Sam. 4. op vers 8.
10 D. voor my, of, voor mijn leven.
 
6 11 Tot u riep ick, ô HEERE: ick seyde, Ghy zijt mijn toevlucht, 12 mijn b deel in’t lant der levendigen.
11 T.w. doe ick in sulcken noot ende benaeuwtheyt was.
12 Mijn erfdeel, daer ick my op verlate, so lange als ick in dese werelt leve. Siet Psal. 27.13. Iesa. 38.11. ende 53.8.
b Psal. 16.5.
 
7 Lett op mijn geschrey, want ick ben seer 13 uytgeteert, c reddet my van mijne vervolgers, want sy zijn machtiger dan ick.
13 Hebr. dunne geworden.
c Psal. 41.2. ende 79.8. ende 116.6.
 
8 Voert 14 mijne ziele 15 uyt de gevangenisse, om uwen name te loven: 16 de rechtveerdige sullen 17 my omringen, 18 wanneer ghy wel by my sult gedaen hebben.
14 Dat is, my, mijnen persoon.
15 Hebr. uyt de besluytinge, T.w. in de welcke ick, met mijn volck, als in eene gevangenisse besloten ben, zijnde van mijne vyanden rontom omcingelt.
16 De godtsalige onder het volck Godes.
17 Of, kroons-wijse my omcingelen, namelick, om my met verwonderinge aen te sien, ende om u, ô Heere, met my te loven ende te dancken voor de wonderbaerlicke verlossinge ende genade aen my bewesen.
18 D. Als ghy my tot ruste ende tot eenen geluckigen stant sult gebracht hebben.

Einde Psalm 142