Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 131 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 131

David betuycht sijne ootmoedicheyt, vermanende de kercke Godes tot vertrouwen op Godt.
 
1 1 EEn Liedt Hammaaloth, van David. O HEERE, a mijn herte en is niet 2 verheven, noch b mijne oogen en zijn niet hooge: oock en hebbe ick niet gewandelt in [dingen] my te groot, ende 3 te wonderlick.
1 Siet Psal. 120.1.
a 2.Chron. 32.25. Prov. 16.5.
2 T.w. door hoovaerdije. Siet Deut. 17.20.
b Proverb. 6.17. Psal. 101.5.
3 D. te hooge, sware, verborgene dingen, die mijn verstant ende macht te boven gaen, als Psal. 139.6. ofte, die mijn ampt ende beroepinge niet en betamen. Hebr. wonderen boven my. siet d’aenteeck. Iob 42. op vers 3.
 
2 4 So ick mijne ziele niet en hebben gesett ende stille gehouden, gelijck een gespeent kint by sijne moeder! mijne ziele is 5 als een gespeent kint in my.
4 D. sekerlick ick hebbe mijne ziele of gemoet gespeent. siet gelijcke maniere van spreken. Psal. 89.36. ende 95.11. ende siet d’aent. Genes. 14. op vers 3. And. En hebb’ ick mijne ziele niet gesett, etc. gelijck een gespeent kint by sijne moeder?
5 ’Twelck alle dinck van sijn moeder verwacht, ende geheelick aen haer hangt: Alsoo ben ick nedrich, sachtmoedich, eenvoudich. Van de eenvuldicheyt der jonge kinderen siet Matth. 18.1, 2, 3.
 
3 6 Israël hope op den HEERE van nu aen tot in der eeuwicheyt.
6 D. het volck van Israel, het volck Godes.

Einde Psalm 131