Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 13

David klaegt over uytstel van Godts hulpe: bidt dat hy doch om sijner eere wille, sijn nakende verderf voorkome: ende triumpheert door geloove.
 
1 EEn Psalm Davids voor den 1 Opper-sang-meester.
1 Siet Psal. 4. op vers 1.
 
2 Hoe lange, HEERE, sult ghy mijner 2 steedts 3 vergeten? hoe lange sult ghy u aengesicht voor my 4 verbergen?
2 Ofte, gestadelick, geduerichlick, altoos, eeuwichlich, t’eenemael, gantschelick. Het Hebr. woort beteeckent sterckte, overwinninge, ende voorts eewicheyt, langduericheyt, om dat de eeuwicheyt ende lanckduericheyt aenhouden, doordringen, immer voortgaen, ende (om soo te spreken) alles t’eenemael overwinnen. Vergel. Psal. 4. op vers 1.
3 Vergel. Gen. 8. vers 1. ende 31. op vers 17.
4 Vergel. Deut. 31. op vers 17. ende Iob 13. op vers 24.
 
3 Hoe lange sal ick raedtslagen 5 voornemen in mijne ziele? droeffenisse in mijn herte 6 by dage? hoe lange sal mijn vyant over my verhoocht zijn?
5 Overdenckende, hoe ick de handen mijner vervolgeren sal mogen ontgaen. Hebr. setten.
6 Wanneer het licht, ende ’t gewoel van menschen, ende allerleye voortkomende dingen de bekommernisse ende droefheyt plegen te breken, ofte te verdrijven, blijve ick evenwel in sorge ende bekommernisse van verrascht ende overvallen te worden van Saul ende de sijne.
 
4 Aenschouwt, verhoort my, HEERE, mijn Godt: 7 verlicht mijne oogen, op dat ick [in] den doot niet en 8 ontslape:
7 D. verquickt my door uwe hulpe. Vergel. 1.Sam. 14.30. Ezr. 9.8. ende Prov. 15.30. de maniere van spreken wort oock wijders gebruyckt van de verlichtinge des verstants. Psal. 19.9. Ephes. 1.18, etc.
8 Hebr. den doot niet en slape. D. op dat ick niet den eenen of anderen tijt om het leven gebracht worde ende sterve. Siet Deut. 31. op vers 16. ende vergel. Ierem. 51.39. met d’aenteeck. aldaer.
 
5 Op dat niet mijn vyant en segge; Ick heb hem overmocht: a mijne tegenpartijders sich verheugen, wanneer ick soude 9 wanckelen.
a Psal. 25.2.
9 D. sneuvelen ende vallen. Vergel. Psal. 10.op vers 6.
 
6 Maer ick vertrouwe op uwe 10 goedertierenheyt: mijn herte sal sich verheugen in u heyl: ick sal den HEERE singen, om dat hy aen my 11 wel-gedaen heeft.
10 Ofte, goetgunsticheyt, weldadicheyt.
11 Alsoo wort het Hebr. woort (dat oock somsijts vergelden beteeckent, siet 2.Chron. op vers 11.) van Godts genadich weldoen aen de sijne, gebruyckt, Psal. 103. vers 2, 10. met malkanderen vergel. Psal. 116.7. ende 119.17. ende 142.8. and. wanneer hy my wel gedaen sal hebben.

Einde Psalm 13