Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 129 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 129

De verdruckingen Israëls, of der Gemeynte Godes zijn menigerley, maer Godt helptse uyt die alle, ende hare vyanden sullen vergaen.
 
1 1 EEn Liedt Hammaaloth. 2 Sy hebben my dickwijls benauwt 3 van mijner jeucht af, segge nu 4 Israël:
1 Siet Psal. 120.1.
2 T.w. mijne vyanden.
3 D. van dier tijt af doe ick in Egypten van een kleyn hoopken volcks tot eene groote menichte gewassen ben: Ofte, van dier tijt af, doe Godt met Abraham onser aller Vader een verbont gemaeckt heeft: Men kan het oock van Iacob verstaen, die van Esau is vervolcht geweest van sijner jeucht af.
4 D. het volck van Israel, de Gemeynte Godts, als Psal. 128.6.
 
2 Sy hebben my dickwijls van mijner jeucht af benauwt: evenwel en hebben sy my niet overmocht.
3 5 Ploegers 6 hebben op mijnen rugge geploecht: sy hebben hare 7 voren lanck getogen.
5 Verstaet hier door de ploegers, de zaeyers der ongerechticheyt, als Iob 4.8.
6 De sin is: Gelijck een lant met den ploech wort door-sneden: Alsoo hebben de boose menschen my gepijnicht ende gemartert. Vergel. Iesa. 51.23.
7 Of, vore, in’t Hebr. is ’t een en ’t ander: Ende verstaet door de voren der godtloosen, hare lasteringen ende wrevelmoedicheyt, die lange geduert heeft.
 
4 De HEERE die rechtveerdich is, 8 heeft de touwen der godtloosen afgehouwen.
8 Verstaet door de touwen der boosen, hare raedtslagen ende aenslagen, t’samen-spannende om den ploech der ongerechticheyt te trecken. siet Ies. 5.8. D. de Heere heeft ons uyt hare macht verlost, ende het jock der dienstbaerheyt verscheurt.
 
5 9 Laetse beschaemt ende achterwaerts gedreven worden, alle die 10 Zion haten.
9 D. En laet de hope der vyanden van ons te verdelgen, geenen voortganck hebben. And. Sy sullen, etc. ende alsoo in het volgende vers.
10 Dat is, het volck Godes, ’t welck te Zion t’samen komt, om Godt te dienen.
 
6 a Laetse worden als 11 gras op de 12 daken, ’twelck verdorret 13 eer men het uyt-treckt:
a Iob 8.12. ende 40.10.
11 Siet 1.Reg. 18. op vers 5.
12 In het lant Canaan waren de daken der huysen boven plat, daer gras op wies tusschen de glepen of t’samen-voegingen der steenen, ende aen de kanten.
13 Anders, Eermen [den sickel] treckt. Te weten, om ’t gras af te maeyen.
 
7 14 Waer mede de maeyer sijne 15 hant niet en vult, noch de garven-binder sijnen 16 arm.
14 Hy wil seggen, dat de godtloose tot haren volkomenen wasdom ofte ouderdom niet en komen: Ofte, dat sy tot het uytvoeren harer booser aenslagen niet geraken en kunnen.
15 Hebr. palm.
16 Of, schoot.
 
8 Noch die voorby-gaen niet en seggen, De segen des HEEREN zy 17 by u: 18 wy segenen ulieden in den Name des HEEREN.
17 Of, over, of, op u.
18 D. wy wenschen u den segen des Heeren, D. allen heyl ende welstant. Aldus plechten de voor-by-gangers de maeyers ende andre die in ’t velt arbeydden, te groeten. Sommige nemen dese laetste woorden als een antwoorde der gener die gesegent wierden. Vergel. bov. 118.26. met d’aent. Ruth 2.4.

Einde Psalm 129