Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 125 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 125

De vasticheyt der gener die op den Heere vertrouwen: Een gebedt voor de godtsalige, ende tegen de godtloose.
 
1 EEn 1 Liedt Hammaaloth. Die op den HEERE vertrouwen, zijn als de Berch Zions, [die] niet en wankelt, [maer] blijft 2 in eeuwicheyt.
1 Als Psal. 120.1.
2 D. soo lange als de werelt staet. Matt. 7.24. ende 16.18.
 
2 Rondom Ierusalem zijn bergen: alsoo is de HEERE rondom sijn volck, van nu aen tot in der eeuwicheyt.
3 Want 3 de scepter der godtloosheyt en sal niet rusten 4 op het lot der rechtveerdigen: op dat de rechtveerdige 5 hare handen niet uyt en strecken tot onrecht.
3 Of roede, staf. D. de vervolgingen ende slagen, ’t gewelt ende heerschappie der boose ende godtloose menschen, die haer tot boosheyt t’eenemale overgeven, ende de vroome niet en vermogen, en sullen niet altoos blijven over de vroome ende godtsalige. Godt besoeckt wel de sijne tot sijner eere ende tot haren besten, maer hy en verlaetse niet altoos.
4 Of over het lot der rechtveerdigen.] D. over het lant en luyden der gener die Godt eeren ende vreesen. als Ios. 18.11. ende 1.Petr. 5.3.
5 Dat is, door langduerige versoeckinge overwonnen zijnde, onbehoorlicke middelen van verlossinge by der hant en nemen, siet 1.Corint. 10.13. ende Psal. 37. op vers 8.
 
4 HEERE, doet den goeden wel, ende den genen die oprecht zijn in hare herten.
5 Maer 6 die haer neygen [tot] hare kromme wegen, die sal de HEERE 7 wech doen gaen 8 met de werckers der ongerechticheyt: 9 Vrede sal 10 over Israël zijn.
6 D. die niet recht uyt en zijn, maer dobbel, geveynst, ende verkeert.
7 D. hy salse dooden, of straffen.
8 D. hy salse in eenen graedt stellen, ende even soo wel straffen, als de gene die openbaerlick alle boosheyt verdrijven.
9 Of, Vrede zy over Israël. D. tijdelicke ende eeuwige welvaert.
10 D. over ’t volck Godes.

Einde Psalm 125