Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 123 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 123

De Prophete verklaert sijn geduldich vertrouwen op den Heere, met bede van te mogen verlost worden van de bespottinge der opgeblasenen.
 
1 1 EEn Liedt Hammaaloth. a Ick 2 heffe mijne oogen op tot u die in de hemelen sitt.
1 Siet Psal. 120.1.
a Psal. 115.3.
2 Dese woorden werden hier ende elders gestelt, meer om onse herten tot het bedencken der hemelscher heerlicheyt Godes te verwecken: dan om aen te wijsen dat Godt alleen in den hemel is of woont: De hemelen der hemelen en kunnen de Majesteyt Godes niet begrypen.
 
2 Siet, gelijck de oogen der knechten 3 zijn op de hant harer heeren: gelijck de oogen der dienstmaecht, zijn op de hant harer vrouwe: alsoo zijn onse oogen op den HEERE onsen Godt, 4 tot dat hy ons genadich zy.
3 T.w. alsmen haer ongelijck doet, ofte soeckt te onderdrucken.
4 Een exempel ons vermanende tot geduerigen gebede, tot dat wy verhoort worden. Siet Luc. 18.1....... 7. ende Psal. 55.18.
 
3 Zijt ons genadich, o HEERE, zijt ons genadich, want 5 wy zijn der verachtinge veel te satt.
5 De sin is, wy worden van de stoute werelts-kinderen soo veracht, dat wy seer verdrietich daer over worden, ende schier niet meer lijden en kunnen. Siet d’aent. Iob 7. op vers 4. ende Psal. 88.4.
 
4 Onse ziele is veel te satt des spots 6 der weeldigen, der verachtinge der hooveerdigen.
6 Hebr. Der rustigen, of, der gerusten. D. der gener die in ruste ende weelde in deser werelt sitten, ende van geen lijden of verdriet en weten, ende over sulcks moedich ende moetwillich zijn.

Einde Psalm 123