Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 114 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 114

De Psalmist vermaen doende van de verlossinge der Israëliten uyt Egypten, vermaent alle creaturen Godt te loven, ende alle menschen, door het exempel der selver.
 
1 a DOe 1 Israël uyt Egypten tooch: 2 het huys Iacobs van een volck dat 3 een vreemde tale hadde:
a Exod. 13.3.
1 D. het volck van Israel, de Israeliten.
2 D. het geslachte, de nakomelingen.
3 Of, onbekende, seltsame sprake, verstaende daer by de sprake der Egyptenaren. het woort dat hier in den Hebreeuschen text staet, en wort nergens anders als hier gevonden. De Apostel noemt 1.Cor. 14.11. eenen Barbar, die eene vremde onkende sprake gebruyckt.
 
2 So wert 4 Iuda 5 tot sijn heylichdom: 6 Israël sijne 7 volkomene heerschappije.
4 Verst. onder Iuda al het volck van Israel.
5 T.w. tot des Heeren heylichdom. D. de Heere heylichde sich het volck van Israel toe, om sijn bysonder volck te wesen, daer hy Heere ende Coninck over ware. Siet Exod. 6.7. ende 19.6.
6 D. het volck van Israel.
7 Hebr. sijne heerschappien.Godt was te vooren wel Heere over Israel, als over sijn eygen volck: maer in’t uytvoeren des selven uyt Egypten, heeft hy’t alderklaerlickst doen blijcken, ende hy heeft dat volck daer door vaster aen hem verbonden. Siet Exod. 6.6. ende 20.2.
 
3 De 8 zee sach’t, ende vloodt: 9 de Iordane keerde achterwaerts.
8 Verstaet hier de roode zee, door de welcke de Israeliten droochs voets getogen zijn, Exo. 14.21. Psal. 77.17. ende 78.13.
9 . 9 Siet Ios. 3.16.
 
4 De 10 bergen sprongen als rammen: de heuvelen 11 als lammeren.
10 . 10 Verst. hier de bergen Sinai, Horeb, ende andere in de woestijne, die gezittert ende gebeeft, ende haer beweecht hebben, van wegen de tegenwoordicheyt Godes, als hy sijne wet gaf, Exod. 19.18. Psal. 68.9. Habac. 3. versen 6, 10.
11 . 11 Hebr. als sonen der schapen ofte geyten, dat zijn lammeren. Siet oock Psal. 29.6.
 
5 Wat was u, ghy zee, dat ghy vloodt? ghy 9 Iordane, dat ghy achterwaerts keerdet?
6 10 Ghy bergen, dat ghy opsprongt als rammen: ghy heuvelen 11 als lammeren!
7 12 Beeft ghy aerde voor het aengesichte des Heeren: voor het aengesichte van den Godt Iacobs.
12 Hy wil seggen, Gelijck ghy des-maels voor hem hebt gebeeft, alsoo sult ghy oock voortaen voor hem beven, want men is hem vreese schuldich, Malac. 1.6.
 
8 13 Die den rotz-steen veranderde in eenen water-vloet: den key-steen in eene water-fonteyne.
13 Dat is, die uyt den rotzsteen eenen watervloet heeft doen vloeyen. siet Exo. 17.6. Num. 20.11.

Einde Psalm 114