Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 111 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 111

De Prophete vermaent alle menschen, met sijn exempel, Godt te loven, verhalende de heerlickheyt sijner wercken, vermanende eenen yegelicken tot godtsdiensticheyt.
 
1 HAlelu-Iah. * Aleph. Ick sal den HEERE loven van gantscher herten: Beth. 1 in den raet ende vergaderinge der oprechten.
* Aengaende het Hebr. A. B. in verscheydene Psalmen, siet Psal. 25. d’aent. op den tijtel des Psalms.
1 Hebr. in’t verborgen. D. in den raet, ofte versamelinge in de welcke men van secrete saken, ofte van de verborgentheden des Heeren spreeckt.
 
2 Gimel. De wercken des HEEREN zijn groot: Daleth. sy worden 2 gesocht 3 van alle dieder lust in hebben.
2 Het Hebr. woort beteeckent besorgen, soecken, nasoecken, nae vragen.
3 And. van wegen alle hare lusticheyt. als of hy seyde, de lusticheden ende vermakelickheden der wercken Godes zijn sodanich, datse wel ondersoeckens weerdich zijn.
 
3 He. 4 Sijn doen 5 is majesteyt ende heerlickheyt: Vau. ende sijne gerechticheyt bestaet in der eeuwicheyt.
4 D. al wat hy doet.
5 D. vol van majesteyt ende heerlickheyt.
 
4 Zain. Hy heeft sijnen wonderen een gedachtenisse gemaeckt: Cheth. de HEERE is genadich ende barmhertich.
5 Thet. Hy heeft den genen die hem vreesen, 6 spijse gegeven: Iod. Hy gedenckt in der eeuwicheyt 7 aen sijn verbont.
6 D. voetsel, als Prov. 31.15. Mal. 3.10. ’Tschijnt dat de Psalmist hier siet op ’t hemels-broot, ’twelck Godt sijnen volcke in de woestijne gegeven heeft. Exod. 16.35.
7 ’T welck hy met Abraham, Isaac, ende Iacob gemaeckt heeft.
 
6 Caph. Hy heeft de kracht sijner wercken sijnen volcke bekent gemaeckt: Lamed. hen gevende 8 de erve der heydenen.
8 D. het lant Canaan, het welck de Amoriten, ende andere heydensche natien te vooren beseten hadden.
 
7 Mem. De wercken sijner handen 9 zijn waerheyt ende oordeel: Nun. alle 10 sijne bevelen zijn getrouwe.
9 D. Sy zijn vol waerheyt ende recht, ja de waerheyt ende ’t recht selve.
10 D. sijne beloften.
 
8 Samech. Sy zijn 11 ondersteunt voor altoos [ende] in eeuwicheyt. Ain. zijnde gedaen in waerheyt ende oprechticheyt.
11 Of, vast gesett, of, vast ondersett, zijnde gegront op sijne waerheyt ende gerechticheyt.
 
9 Pe. Hy heeft sijnen volcke verlossinge gesonden: Tsade. Hy heeft sijn verbont in 12 eeuwicheyt 13 geboden: Koph. sijn Name is heylich ende vreeslick.
12 D. dat het in eeuwicheyt soude bestendich blijven.
13 D. verordineert.
 
10 Resch. De Vreese des HEEREN is 14 het beginsel der wijsheyt: Schin. alle 15 diese doen, hebben goet verstant: Thau. 16 sijn lof bestaet tot in der eeuwicheyt.
14 Ofte, ’t hooft-stuck, D. ’t eerste, of ’t principaelste, of, ’t fondament, het zy ten aensien van den tijt, ofte van weerdicheyt. Hy wil seggen, die de rechte wijsheyt begeert te verkrijgen, die moet voor eerst ende voor al Godt vreesen.
15 T.w. de wet, of, bevelen, daer van vers 7. gesproken wort: of, dese, T.w. dese dingen.
16 T.w. Godts, waer van in de voorgaende verssen gesproken is, ofte, van een yegelick der gener die sijne geboden doen.

Einde Psalm 111