Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 108 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 108

1 EEn Liedt, een Psalm Davids.
2 O Godt, mijn herte is bereyt: Ick sal singen, ende psalm-singen, oock mijne eere.
3 Waeckt op, ghy luyte, ende harpe, ick sal in den dageraet opwaken.
4 Ick sal u loven onder de volcken, o HEERE, ende ick sal u psalm-singen onder de natien.
5 Want uwe goedertierenheyt is groot tot boven de hemelen, ende uwe waerheyt tot aen de bovenste wolcken.
6 Verheft u, o Godt, boven de hemelen, ende uwe eere over de gantsche aerde.
7 Op dat uwe beminde bevrijdt worden, geeft heyl [door] uwe rechter-hant, ende verhoort ons.
8 Godt heeft gesproken in sijn heylichdom, [dies] sal ick van vreuchde opspringen: ick sal Sichem deylen: ende het dal Succot sal ick afmeten.
9 Gilead is mijne: Manasse is mijne: ende Ephraim is de sterckte mijnes hoofts, Iuda is mijn wet-gever.
10 Moab is mijn wasch-pot: op Edom sal ick mijn schoe werpen, over Palestina sal ick juychen.
11 Wie sal my voeren in eene vaste Stadt? Wie sal my leyden tot in Edom.
12 Sult ghy’t niet zijn, ô Godt, [die] ons verstooten haddet, ende die niet uyt en toocht, ô Godt, met onse heyr-krachten?
13 Geeft ghy ons hulpe uyt de benautheyt: want ’s menschen heyl is ydelheyt.
14 In Godt sullen wy kloecke daden doen: ende hy sal onse wederpartijders vertreden.

Einde Psalm 108