Statenvertaling.nl

sample header image

Job 14 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Job 14

1 DE mensche van een vrouwe geboren, is kort van dagen, ende sat van onruste.
2 Hy komt voort, als eene bloeme, ende wort af-gesneden: oock vlucht hy, als eene schaduwe, ende en bestaet niet.
3 Noch doet ghy uwe oogen over eenen sulcken open: ende ghy betreckt my in’t gerichte met u.
4 Wie sal eenen reynen geven uyt den onreynen? niet een.
5 Dewijle sijne dagen bestemmet zijn, het getal sijner maenden by u is: [ende] ghy sijne bepalingen gemaeckt hebt, die hy niet overgaen en sal.
6 Wendt u van hem af, dat hy ruste hebbe: tot dat hy als een dach-looner aen sijnen dach een wel-gevallen hebbe.
7 Want voor eenen boom, als hy afgehouwen wert, isser verwachtinge, dat hy hem noch sal veranderen; ende sijne scheute niet en sal ophouden.
8 Indien sijn wortel in der aerde veroudert, ende sijn stam in het stof versterft;
9 Hy sal vande reucke der wateren [weder] uyt spruyten: ende sal eenen tack maken, gelijck eene plante.
10 Maer een man sterft, als hy verswackt is: ende de mensche geeft den geest: waer is hy dan?
11 De wateren verloopen uyt een meyr: ende een riviere droogt uyt, ende verdort.
12 Alsoo ligt de mensche neder, ende en staet niet op: tot dat de hemelen niet meer en zijn, en sullense niet opwaken, nochte uyt haren slaep opgewecket worden.
13 Och of ghy my in’t graf verstaeckt, my verberchdet, tot dat uwen toorn sich afkeerde: dat ghy my eene bepalinge steldet, ende mijner gedachtich waert!
14 Als een man gestorven is, sal hy weder leven? ick soude alle de dagen mijnes strijts hopen, tot dat mijne veranderinge komen soude.
15 Dat ghy soudt roepen, ende ick u soude antwoorden; dat ghy tot het werck uwer handen soudt begeerich zijn.
16 Maer nu telt ghy mijne treden: ghy en bewaert [my] niet om mijner sonden wille.
17 Mijne overtredinge is in een bondelken versegelt; ende ghy packt mijne ongerechticheyt op een.
18 Ende voorwaer een berch vallende vergaet: ende eene rotse wort verstelt uyt hare plaetse.
19 De wateren vermalen de steenen, het stof der aerde overstelpt het gewas dat van selfs daer uyt voortcomt: alsoo verderft ghy de verwachtinge des menschen.
20 Ghy overweldicht hem in eeuwicheyt, ende hy gaet henen; veranderende sijn gelaet, so sendt ghy hem wech.
21 Sijne kinderen komen tot eere, ende hy en weet het niet: ofte sy worden kleyne, ende hy en lett niet op hen.
22 Maer sijn vleesch [noch] aen hem zijnde, heeft smerte: ende sijne ziele in hem zijnde, heeft rouwe.

Einde Job 14