Statenvertaling.nl

sample header image

Esther 4 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Esther 4

1 ALs Mordechai wist al watter geschiet was, so verscheurde Mordechai sijne kleederen, ende hy trock eenen sack aen met assche: ende hy ginck uyt door het midden der Stadt, ende hy riep [met] een groot ende bitter geroep.
2 Ende hy quam tot voor de poorte des Conincks: want niemant mocht in des Conincks poorten in-komen bekleedt met eenen sack.
3 Ende in al ende een yeder lantschap, [ende] plaetse, daer het woort des Conincks, ende sijne Wet aen quam, was een groote rouwe onder de Ioden, met vasten, ende geween, ende misbaer: Vele lagen in sacken, ende assche.
4 Doe quamen Esthers jonge dochters, ende hare Camerlingen, ende sy gaven ’t haer te kennen: Ende het dede de Coninginne seer wee: ende sy sondt kleederen om Mordechai aen te doen, ende sijnen sack van hem af te doen: maer hy en namse niet aen.
5 Doe riep Esther Hathach, [eenen] van de Camerlingen des Conincks, welcke hy voor haer gestelt hadde, ende sy gaf hem bevel aen Mordechai, om te weten wat dit, ende waerom dit ware.
6 Als Hatach uyt-ginck tot Mordechai, op de strate der Stadt, die voor de poorte des Conincks was,
7 So gaf Mordechai hem te kennen al wat hem weder-varen was: ende de verklaringe van ’t silver, ’twelck Haman geseyt hadde te sullen wegen in de schatten des Conincks, voor de Ioden, om de selve om te brengen.
8 Ende hy gaf hem de afschrift der geschrevene Wet, die te Susan gegeven was, haer te verdelgen, dat hyse Esther liete sien, ende haer te kennen gave: ende haer gebode, dat sy tot den Coninck ginge, om hem te smeecken, ende van hem te versoecken voor haer volck.
9 Hatach nu quam, ende gaf Esther de woorden Mordechai te kennen.
10 Doe seyde Esther tot Hatach, ende gaf hem bevel aen Mordechai:
11 Alle knechten des Conincks, ende ’t volck der lantschappen des Conincks, weten wel, dat al die tot den Coninck ingaet in den binnensten voor-hof, die niet geroepen en is, hy zy man of vrouwe, sijn eenich vonnisse zy, datmen [hem] doode, ten zy dat de Coninck den gouden scepter hem toe-reycke, op dat hy levendich blyve: Ick nu en ben dese dertich dagen niet geroepen om tot den Coninck in te komen.
12 Ende sy gaven de woorden Esthers aen Mordechai te kennen.
13 So seyde Mordochai, datmen Esther wederom seggen soude: En beeldt u niet in in uwe ziele, dat ghy sult ontkomen in het huys des Conincks, meer dan alle de [andere] Ioden.
14 Want indien ghy eenichsins swygen sult te deser tijt, so sal den Ioden verquickinge ende verlossinge uyt een andere plaetse ontstaen, maer ghy, ende uwes vaders huys sult omme komen: ende wie weet, of ghy [niet] om sulcken tijt als desen is, tot dit Coninckrijcke geraeckt zijt?
15 Doe seyde Esther, datmen Mordechai weder aenseggen soude:
16 Gaet, vergadert alle de Ioden die te Susan gevonden worden, ende vastet voor my, ende en etet noch en drincket niet, in drye dagen, ’s nachts noch ’s daechs, Ick ende mijne jonge dochters sullen oock alsoo vasten: ende alsoo sal ick tot den Coninck ingaen, ’t welck niet nae de wet en is: Wanneer ick dan om-kome so kome ick om.
17 Doe ginck Mordechai henen, ende hy dede nae alles dat Esther hem geboden hadde.

Einde Esther 4