Statenvertaling.nl

sample header image

Ezra 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Ezra 6

1 DOe gaf de Coninck Darius bevel: Ende sy sochten in de Cantzelerie, daer de schatten waren wechgeleyt, in Babel.
2 Ende te Achmetha, in de burcht die in het lantschap Meden is, wert eene rolle gevonden: ende daer in was aldus geschreven, GEDACHTENISSE:
3 In den eersten jare des Conincks Cores, gaf de Coninck Cores [dit] bevel: Het Huys Godts te Ierusalem, dat huys sal gebouwt worden, ter plaetse daer sy offerhanden offeren, ende de fondamenten daer van sullen swaer zijn: Sijne hoochte van tsestich ellen, ende sijne breette van tsestich ellen:
4 Met drie rijgen van grooten steen, ende een rijge van nieu houwt: ende de oncosten sullen uyt des Conincx huys gegeven worden.
5 Daertoe salmen oock de goudene ende silvere vaten van het Huys Godes, die Nebucadnezar uyt den Tempel, die te Ierusalem was, heeft wechgevoert, ende nae Babel gebracht, wedergeven, datse gaen nae den Tempel, die te Ierusalem is, aen sijne plaetse, ende men salse afvoeren ten Huyse Godes.
6 Nu, ghy Thathnai, Lant-voocht aen gene zijde der Riviere, ghy Sthar-Boznai, met ulieder geselschap, ghy Apharsechaiten, die aen gene zijde der Riviere zijt, weest verre van daer.
7 Laetse aen den arbeyt van dit Huys Godts: Dat de Lantvoocht der Ioden, ende de Outsten der Ioden dit Huys Godts bouwen aen sijne plaetse.
8 Oock wort van my bevel gegeven, wat ghylieden doen sult aen de Outsten deser Ioden, om dit Huys Godts te bouwen: te weten, dat uyt des Conincks goederen van den cijns aen gene zijde der Riviere, de onkosten desen mannen spoedichlick gegeven worden, op datmense niet en belette.
9 Ende wat noodich is, als, jonge runderen, ende rammen, ende lammeren, tot brand-offeren den Gode van den Hemel, tarwe, sout, wijn, ende olye, nae’t seggen der Priesteren, die te Ierusalem zijn, datt’et hen dach by dach gegeven worde, datter geen feyl en zy.
10 Op dat sy offerhanden van lieflicken reucke den Gode van den Hemel offeren, ende bidden voor het leven des Conincks ende sijner kinderen.
11 Voorts wort bevel van my gegeven, dat al de gene, die dit woort sal veranderen, een hout uyt synen huyse sal geruckt ende opgericht worden, daer aen hy sal worden opgehangen: ende sijn huys sal om dies wille tot eenen dreckhoop gemaeckt worden.
12 De Godt nu, die sijnen naem aldaer heeft doen woonen, werpe ter neder alle Coningen ende volcken, die hare hant sullen uytstrecken, om te veranderen, [ende] te verderven dit huys Godts, dat te Ierusalem is, Ick Darius hebbe ’t bevel gegeven; dat het spoedichlick gedaen werde.
13 Doe deden Tathnai, de Lant-voocht aen gene zijde der Riviere, Sthar-Boznai, ende haer geselschap, spoedichlick alsoo, nae ’tgene de Coninck Darius gesonden hadde.
14 Ende de Outsten der Ioden bouwden ende gingen voorspoedichlick voort, door de Prophetie des Propheten Haggai, ende Zacharia des soons van Iddo: Ende sy bouwden ende voltrocken ’t, nae den bevele des Godts Israëls, ende nae den bevele van Cores, ende Darius, ende Arthahsasta Coninck van Persen.
15 Ende dit Huys wert volbracht op den derden dach der maent Adar: dat selve was het seste Iaer van ’t Coninckrijck des Conincks Darij.
16 Ende de kinderen Israëls, de Priesters, ende Leviten, ende de overige kinderen der gevanckenisse, deden de inwijinge van dit Huys Godts, met vreuchde.
17 Ende sy offerden ter inwyinge van dit Huys Godes, hondert runderen, twee hondert rammen, vier hondert lammeren, ende twaelf geyten-bocken ten sond-offer voor gantsch Israël, nae’t getal der stammen Israëls.
18 Ende sy stelden de Priesteren in hare onderscheydingen, ende de Leviten in hare verdeelingen, tot den dienst Godts die te Ierusalem is, nae het voorschrift des boecks van Mose.
19 Oock hielden de kinderen der gevanckenisse het Pascha, op den veertienden der eerster maent.
20 Want de Priesters ende de Leviten hadden haer gereynicht als een eenich [man], sy waren alle reyn: Ende sy slachteden het Pascha voor alle kinderen der gevanckenisse, ende voor hare broederen, de Priesteren, ende voor haer selven.
21 Also aten de kinderen Israëls, die uyt de gevanckenisse wedergekomen waren, mitsgaders al wie sich van de onreynicheyt der Heydenen des lants tot hen afgesondert hadde, om den HEERE, den Godt Israëls te soecken.
22 Ende sy hielden het Feest der ongesuerder [brooden], seven dagen, met blijtschap: want de HEERE haddese verblijdt, ende het herte des Conincks van Assur tot hen gewendt, om hare handen te stercken in het werck van den Huyse Godts, des Godts van Israël.

Einde Ezra 6