Statenvertaling.nl

sample header image

Ezra 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Ezra 3

1 DOe nu de sevende maent aenquam, ende de kinderen Israëls in de steden waren, versamelde sich ’tvolck, als een eenich man, te Ierusalem.
2 Ende Iesua, de sone Iosadaks, maeckte sich op, ende sijne broederen de Priesters, ende Zerubbabel, de sone Sealthiëls, ende sijne broederen, ende sy bouwden den Altaer des Godts Israëls, om daer op brand-offeren te offeren, gelijck geschreven is in de wet Mose, des mans Godts.
3 Ende sy vestichden den altaer op sijne stellinge, maer met verschrickinge, [die] over hen was, van wegen de volcken der landen: Ende sy offerden daer op brand-offeren den HEERE, brand-offeren des morgens ende des avonts.
4 Ende sy hielden het Feest der loof-hutten, gelijck geschreven is: Ende [sy offerden] brand-offeren dach by dach in getale, nae het recht, elcx dagelicx op sijnen dach.
5 Daerna oock het geduerich brand-offer, ende der nieuwe maenden, ende aller gesette hoochtijden des HEEREN, die geheylicht waren; oock eenes yederen die eene vrywillige offerhande den HEERE vrywillichlick offerde.
6 Van den eersten dach aen der sevender maent begonnen sy den HEERE brand-offeren te offeren: Doch de gront van den Tempel des HEEREN en was niet geleyt.
7 So gaven sy gelt aen de houwers ende werck-meesters; Oock spijse ende dranck, ende olye aen de Zidoniers, ende aen de Tyriers om cederen-hout van den Libanon te brengen aen de zee nae Iapho, nae de vergunninge van Cores, Coninck van Persen, aen hen.
8 In het tweede jaer nu harer aenkomste ten Huyse Godes te Ierusalem, in de tweede maent, begonnen Zerubbabel, de sone Sealthiëls, ende Iesua, de sone Iosadaks, ende de overige harer broederen, de Priesters, ende de Leviten, ende alle die uyt de gevanckenisse te Ierusalem gekomen waren: Ende sy stelden de Leviten, van twintich jaer out ende daer boven, om opsicht te nemen over het werck van des HEEREN Huys.
9 Doe stont Iesua, sijne sonen ende sijne broederen, [ende] Kadmiël met sijne sonen, kinderen van Iuda, als een [man] om opsicht te hebben over de gene, die het werck deden aen den Huyse Godes: met de sonen Henadad, hare sonen ende hare broederen, de Leviten.
10 Als nu de bouw-lieden den grond van des HEEREN Tempel leyden, so stelden sy de Priesteren, aengekleedt zijnde, met trompetten, ende de Leviten, Asaphs sonen, met cymbalen, om den HEERE te loven, nae de instellinge Davids, des Conincks van Israël.
11 Ende sy songen by beurten, met den HEERE te loven ende te dancken, dat hy goedich is, dat sijne weldadicheyt tot in eeuwicheyt is over Israël: Ende al ’tvolck juychte met groot gejuych, alsmen den HEERE loofde, over de grontlegginge van het Huys des HEEREN.
12 Maer vele van de Priesteren, ende de Leviten, ende Hoofden der vaderen die out waren, die het eerste huys gesien hadden, dit huys in sijne grontlegginge voor hare oogen zijnde, weenden met luyder stemme: maer vele verhieven de stemme met gejuych [ende] met vreuchde.
13 So dat het volck niet en onderkende de stemme des gejuychs der vreuchde, van de stemme des geweens des volcks: want het volck juychte met groot gejuych, dat de stemme tot van verre gehoort wert.

Einde Ezra 3