Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 6

1 DE kinderen Levi waren, Gerson, Kahath, ende Merari.
2 De kinderen Kahats nu waren, Amram, Izhar, ende Hebron, ende Uzziël.
3 Ende de kinderen Amrams waren, Aaron, ende Mose, ende Mirjam: ende de kinderen Aarons waren Nadab ende Abihu, Eleazar ende Ithamar.
4 Ende Eleazar gewan Pinehas, Pinehas gewan Abisua.
5 Ende Abisua gewan Bukki, ende Bukki gewan Uzzi,
6 Ende Uzzi gewan Zerahja, ende Zerahja gewan Merajoth.
7 Merajoth gewan Amarja, ende Amarja gewan Ahitub.
8 Ende Ahitub gewan Zadok, ende Zadok gewan Ahimaaz.
9 Ende Ahimaaz gewan Azarja, ende Azarja gewan Iohanan.
10 Ende Iohanan gewan Azarja: Hy ist, die het Priesterampt bediende in het huys dat Salomo te Ierusalem gebouwt hadde.
11 Ende Azarja gewan Amarja: Ende Amarja gewan Ahitub.
12 Ende Ahitub gewan Zadok, ende Zadok gewan Sallum.
13 Ende Sallum gewan Hilkia, ende Hilkia gewan Azarja.
14 Ende Azarja gewan Seraja, ende Seraja gewan Iozadak.
15 Ende Iozadak ginck mede als de HEERE Iuda ende Ierusalem gevanckelick wech-voerde door de hant van Nebucad Nezar.
16 [So zijn dan] de kinderen Levi, Gersom, Kahath, ende Merari.
17 Ende dit zijn de namen der sonen Gersoms, Libni ende Simei.
18 Ende de kinderen Kahats waren, Amram, ende Izhar, ende Hebron, ende Uzziël.
19 De kinderen Merari, waren Maheli, ende Musi: Ende dit zijn de huysgesinnen der Leviten, nae hare vaderen.
20 Des Gersoms: Libni was sijn sone, Iahath sijn sone, Zimma sijn sone.
21 Ioah sijn sone, Iddo sijn sone, Zerah sijn sone, Ieathrai sijn sone.
22 De kinderen Kahats waren, Amminadab sijn sone, Korah sijn sone, Assir sijn sone.
23 Elkana sijn sone, ende Ebiasaph sijn sone, ende Assir sijn sone.
24 Tahath sijn sone, Uriël sijn sone, Uzia sijn sone, ende Saul sijn sone.
25 De kinderen Elkana nu waren Amasai, ende Ahimoth.
26 Elkana; deses sone was Elkana, Zophai was sijn sone, ende Nahath was sijn sone.
27 Eliab sijn sone, Ieroham sijn sone, Elkana sijn sone .
28 De sonen Samuëls nu waren [dese]: sijn eerst-geboren was Vasni, daer na Abija.
29 De kinderen Merari waren, Maheli: Libni sijn sone, Simei sijn sone, Uzza sijn sone.
30 Simea zijn sone, Haggija sijn sone, Asaja sijn sone.
31 Dese nu zijn ’t die David gestelt heeft, tot het ampt des gesangs in den huyse des HEEREN, na dat de Arke [tot] ruste [gekomen] was.
32 Ende sy dienden voor den Tabernakel der Tente der t’samen-komste met gesangen, tot dat Salomo het huys des HEEREN te Ierusalem bouwde: Ende sy stonden nae hare wyse in haer ampt.
33 Dese nu zijnse die daer stonden, met hare sonen: van de sonen der Kahathiten, Heman de Sanger; de soon Ioëls, des soons Samuëls:
34 Des soons Elkana, des soons Ierohams, des soons Eliël, des soons Toah:
35 Des soons Zuph, des soons Elkana, des soons Mahath, des soons Amasai:
36 Des soons Elkana, des soons Ioël, des soons Azarja, des soons Zephanja:
37 Des soons Tahath, des soons Assir, des soons Ebjasaph, des soons Korah:
38 Des soons Izhar, des soons Kahath, des soons Levi, des soons Israëls.
39 Ende sijn broeder Asaph stont aen sijne rechter [zijde]; Asaph was de sone Berechja, des soons Simea:
40 Des soons Michaël, des soons Baëseja, des soons Malchija:
41 Des soons Ethni, des soons Zerah, des soons Adaja:
42 Des soons Ethan, des soons Zimma, des soons Simei:
43 Des soons Iahaths, des soons Gersoms, des soons Levi.
44 Hare broeders nu, de kinderen Merari, [stonden] aen de slincker [zijde], [namelick] Ethan de sone Kisi, des soons Abdi, des soons Malluch:
45 Des soons Hasabja, des soons Amazia, des soons Hilkija:
46 Des soons Amzi, des soons Bani, des soons Zemer:
47 Des soons Maheli, des soons Musi, des soons Merari, des soons Levi.
48 Hare broeders nu de Leviten, waren gegeven tot allerley dienst des Tabernakels des Huyses Godes.
49 Aaron nu ende sijne sonen roockten op des brant-offers altaer, ende op den reuck-altaer, zijnde [bestelt] tot al het werck van ’t heylige der heyligen: ende om over Israel versoeninge te doen, nae alles dat Mose de knecht Godes geboden hadde.
50 Dit nu zijn de kinderen Aarons, Eleazar was sijn sone, Pinehas sijn sone, Abisua sijn sone:
51 Bukki sijn sone, Uzzi sijn sone, Serahja sijn sone:
52 Merajoth sijn sone, Amarja sijn sone, Ahitub sijn sone:
53 Zadok sijn sone, Ahimaaz sijn sone:
54 Ende dit waren hare wooningen, nae hare kasteelen, in hare lantpale: [namelick] der sonen Aarons, des huysgesins der Kahathiten, want dat lot was voor haer.
55 Ende sy gaven hen Hebron in het lant Iuda, ende hare voorsteden rontom de selve.
56 Maer het velt der stadt, ende hare dorpen, gaven sy Caleb den sone Iephunne.
57 Ende den kinderen Aarons gaven sy steden van Iuda, de vrystadt Hebron; ende Libna, ende hare voorsteden: ende Iattir, ende Estemoa, ende hare voorsteden.
58 Ende Hilen, ende hare voorsteden, ende Debir, ende hare voorsteden.
59 Ende Asan, ende hare voorsteden, ende Beth-Semes, ende hare voorsteden.
60 Van de stamme Benjamins nu, Geba, ende hare voorsteden, ende Allemeth, ende hare voorsteden, ende Anathoth, ende hare voorsteden: Alle hare steden, in hare huysgesinnen, waren dertien steden.
61 Maer de kinderen Kahaths, die overgebleven waren, hadden van het huysgesin der stamme, uyt de halve stamme van half Manasse, by lote tien steden.
62 Ende de kinderen Gersoms, nae hare huysgesinnen, hadden van de stamme Issaschars, ende van de stamme Asers, ende van de stamme Naphthali, ende van de stamme Manasse in Basan, dertien steden.
63 De kinderen Merari nae hare huysgesinnen, hadden van de stamme Rubens, ende van de stamme Gads, ende van de stamme Zebulons, by lote twaelf steden.
64 Also gaven de kinderen Israëls den Leviten dese steden, ende hare voor-steden.
65 Ende sy gavense by lote, van de stamme der kinderen Iuda, ende van de stamme der kinderen Simeon, ende van de stamme der kinderen Benjamins, dese steden, dewelcke sy by namen noemden.
66 [Den overigen] nu uyt de huysgesinnen der kinderen Kahaths, dien gewierden steden harer lant-pale van de stamme Ephraims.
67 Want sy gaven hen van de vry-steden, Sichem, ende hare voor-steden op het geberchte Ephraims; ende Gezer, ende hare voor-steden,
68 Ende Iokmeam, ende hare voorsteden, ende Beth-horon, ende hare voor-steden,
69 Ende Ajalon, ende hare voor-steden, ende Gath-Rimmon, ende hare voor-steden.
70 Ende uyt de halve stamme Manasse, Aner, ende hare voor-steden, ende Bileam, ende hare voorsteden: De huysgesinnen der overige kinderen Kahats, hadden [dese steden].
71 De kinderen Gersoms hadden vande huysgesinnen der halver stamme Manasse, Golan in Basan, ende hare voorsteden: ende Astharoth, ende hare voor-steden.
72 Ende van de stamme Issaschar, Kedes, ende hare voor-steden: Dobrath, ende hare voor-steden:
73 Ende Ramoth, ende hare voorsteden, ende Anem, ende hare voorsteden.
74 Ende van de stamme Aser, Masal, ende hare voor-steden: ende Abdon, ende hare voor-steden:
75 Ende Hukok, ende hare voor-steden, ende Rehob, ende hare voor-steden.
76 Ende van de stamme Naphtali, Kedes in Galilea, ende hare voor-steden, ende Hammon, ende hare voorsteden, ende Kirjathaim, ende hare voor-steden.
77 De overige kinderen Merari, hadden van de stamme Zebulon, Rimmono, ende hare voor-steden, Thabor ende hare voor-steden.
78 Ende aen gene zijde der Iordane tegen Iericho, tegen ’t oosten aen de Iordane, van de stamme Ruben, Bezer in de woestyne, ende hare voor-steden: ende Iahza, ende hare voor-steden.
79 Ende Kedemoth, ende hare voor-steden, ende Mephaath ende hare voorsteden.
80 Ende van de stamme Gads, Ramoth in Gilead, ende hare voor-steden: ende Mahanaim, ende hare voor-steden.
81 Ende Hesbon, ende hare voor-steden, ende Iaëzer, ende hare voor-steden.

Einde 1 Kronieken 6