Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 25 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 25

Ordeninge der Sangers uyt de kinderen Asaphs, Hemans, ende Ieduthuns, vers 1, etc. in vierentwintich ordenen afgedeylt, 31.
 
1 ENde David, mitsgaders 1 de Overste des heyrs, scheydde af ten dienste, van de kinderen Asaphs, ende Hemans, ende Ieduthuns, die met Harpen, met Luyten, ende met Cymbalen propheteren souden: Ende 2 die onder hen getelt werden, waren mannen bequaem tot den wercke hares dienstes.
1 D. de Overste der Leviten, want in de wet werden de Leviten in hare menichten ende geestelicke bedieningen, oock een heyr genoemt, Num. 4. vers 23 maer verstaet sulck een heyr, dat den Godts-dienst ende de geestelicke saken moest besorgen, daerom hadden sy haer leger in de woestijne by den Tabernakel. Num. cap. 3. de Overste nu, ofte de hoofden deses geestelicken heyrs, waren de Priesters, ende onder de gemeene Leviten de hoofden der vaderlicke huysen van Gerson, Kehat ende Merari, met welcker raet, ende ten overstaen van de welcke David, als mede een Propheet zijnde, dese kerckelicke ordre gemaeckt heeft.
2 Hebr. Ende haer getal was mannen des wercx tot haren dienst. (mannen des wercks) D. mannen die bequaem waren tot werck.
 
2 Van de kinderen Asaphs waren, Zaccur, ende Ioseph, ende Nethanja, ende 3 Asarela, kinderen Asaphs: 4 aen de hant Asaphs, die 5 aen des Conincks handen 6 propheteerde.
3 Hy wort Iesarela genoemt ond. vers 14.
4 D. nae het beleyt, instructie, ordinancie, etc.
5 De Coninck maeckte ende dichtede de Psalmen ende geestelicke Liederen, die de Sangers songen, die hier in als een Prophete gehandelt heeft. Siet bov. 23. op vers 6.
6 D. Godt loofde met het singen van Psalmen ende geestelicke Gesangen, door David ende andere Propheten gemaeckt, de selve oock op Musicale instrumenten spelende. Aldus wert het woort Propheteren ooc genomen vers 3, etc. ende 1.Sam. 19.20. ende elders meer.
 
3 Aengaende Ieduthun: de kinderen Ieduthuns waren Gedalja, ende 7 Zeri, ende Iesaja, Hasabja, ende Matthitja, 8 sesse, aen de handen hares vaders Ieduthuns, op Harpen propheterende met den HEERE te dancken ende te loven.
7 Hy wort Iizri genoemt vers 11.
8 Verst. hier by oock, Simei, uyt vers 17. hy moeter nootsaklick by zijn, anders en soudender hier maer vijve genoemt worden.
 
4 Aengaende Heman: de kinderen van Heman ware Bukkija, Mattanja, 9 Uzziël, 10 Sebuël, ende Ierimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, ende Romamti-Ezer, Iosbekasa, Mallothi, Hothir, Mahazioth.
9 Hy wort Azareël genoemt vers 18.
10 Subaël vers 20.
 
5 Dese alle waren kinderen Hemans 11 des Sienders des Conincks, 12 in de woorden Godes, 13 om den hoorn te verheffen: want Godt hadde Heman 14 veertien sonen gegeven, ende drye dochters.
11 D. des Propheten. Siet 1.Sam. 9.9.
12 Ofte, In de saken Godes.
13 D. nae sommiger gevoelen, om te singen de Psalmen welcke begrijpen de beloften Godes, aengaende het Coninckrijcke Davids ende Iesu Christi, wiens macht ende heerlickheyt door den hoorn beteeckent worden.
14 Deser namen staen vers 4.
 
6 Dese waren altemael aen de handen hares vaders [gestelt] tot den gesange des Huyses des HEEREN, op Cymbalen, Luyten, ende Harpen, ten dienste des Huyses Godes: 15 aen de handen des Conincx, Asaphs, Ieduthuns, ende Hemans.
15 Siet bov. vers 2.
 
7 Ende haer getal met hare broederen, die geleert waren in het gesanck des HEEREN, alle 16 meesters, was 17 twee hondert acht en tachtentich.
16 Hebr. verstandige, of, verstant gevende, dat is, Leeraers, die andere (namelick hare Leer-jongers) leerden de Psalmen singen ende verstaen.
17 Dese 288 gevoecht zijnde by hare discipulen, vermeldt bov. capit. 23.5. maken t’ samen, 4000.
 
8 Ende 18 sy wierpen de loten over de wacht, tegen malkanderen, 19 soo de kleyne, als de groote, den meester met den leerlinck.
18 T.w. op dat sy weten souden wat ordre dat sy in ’t bedienen hares ampts houden souden
19 Hebr. alsoo den kleynen, gelijck den grooten, gelijck de Leeraer, alsoo die geleert wort. De sin is, dat het lot geworden is tusschen de xxiiij Sang-meesters, die hier na genoemt worden, ende hadden elck hare discipulen onder haer: In het loten en wert niet gesien op de grootheyt ofte kleynheyt van den eenen ofte den anderen Sanger-meester, maer men heeft den eenen door den anderen gelotet. Eenige meynen dat dit te verstaen is van de kleynicheyt ofte grootheyt der stammen.
 
9 Het eerste lot nu ginck uyt voor 20 Asaph, [namelick] voor 21 Ioseph: het tweede voor Gedalja, hy ende sijne broederen, ende sijne sonen, waren twaelve.
20 D. Asaphs geslachte.
21 Desen Ioseph was voor het huys Asaphs: Ende hoewel ’tgetal der gener die onder Ioseph waren, hier niet en wort uytgedruckt, so is ’t gelooflick, dewijle van alle andere geseyt wort, dat sy met hare sonen ende broederen, dat is, bloet-verwanten, twaelve waren, dat het selve oock van Ioseph te verstaen zy.
 
10 Het derde voor Zaccur, sijne sonen ende broederen; twaelve.
11 Het vierde voor Iizri, sijne sonen, ende sijne broederen: twaelve.
12 Het vijfde voor Nethanja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
13 Het seste, voor Bukkija, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
14 Het sevenste, voor Iesarela, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
15 Het achtste, voor Iesaja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
16 Het negende, voor Mattanja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
17 Het tiende voor Simei, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
18 Het elfde voor Azareël, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
19 Het twaelfde voor Hasabja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
20 Het dertiende voor Subaël, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
21 Het veertiende voor Matthitja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
22 Het vijftiende voor Ieremoth, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
23 Het sestiende voor Hananja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
24 Het seventiende voor Iosbekasa, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
25 Het achtiende voor Hanani, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
26 Het negentiende voor Mallothi, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
27 Het twintichste voor Elijatha, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
28 Het een en twintichste voor Hothir, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
29 Het twee-en-twintichste voor Giddalti, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
30 Het drie-en-twintichste voor Mahazioth, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.
31 Het vier-en-twintichste voor Romamthi-Ezer, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

Einde 1 Kronieken 25