Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 15 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 15

1 ENde David maeckte sich huysen in sijne Stadt: Ende hy bereydde der Arke Godes een plaetse, ende spande een tente voor haer.
2 Doe seyde David, Niemant en mach de Arke Godes dragen, dan de Leviten: want die heeft de HEERE verkoren om de Arke Godes te dragen, ende om hem te dienen tot inder eeuwicheyt.
3 Oock vergaderde David gantsch Israël te Ierusalem: om de Arke des HEEREN op te halen aen hare plaetse, die hy haer bereydt hadde.
4 Ende David versamelde de kinderen Aarons, ende de Leviten.
5 Van de kinderen Kehats, was Uriël Overste, ende sijner broederen waren hondert ende twintich.
6 Van de kinderen Merari, was Asaja Overste, ende sijner broederen waren twee hondert ende twintich.
7 Van de kinderen Gersoms, was Ioël Overste, ende sijner broederen hondert ende dertich.
8 Uyt de kinderen Elizaphans was Overste Semaja, ende sijner broederen waren twee hondert.
9 Uyt de kinderen Hebrons, was Eliël Overste, ende sijne broeders waren tachtentich.
10 Uyt de kinderen Uzziëls was Amminadab Overste, ende sijne broederen waren hondert ende twaelf.
11 Ende David riep de Priesters Zadok ende Abjathar: ende de Leviten Uriël, Asaja, ende Ioël, Semaaja ende Eliël ende Amminadab.
12 Ende hy seyde tot hen, Ghylieden zijt hoofden der vaderen onder de Leviten: heylicht u, ghy, ende uwe broeders, dat ghy de Arke des HEEREN des Godts Israëls op-brenget, ter [plaetse die] ick voor haer bereydet hebbe.
13 Want om dat ghy-lieden ten eersten [dit] niet [en dedet]: heeft de HEERE onse Godt onder ons een scheure gedaen, om dat wy hem niet gesocht en hebben nae het recht.
14 So heyligden haer dan de Priesters ende Leviten, om de Arke des HEEREN des Godts Israëls op te brengen.
15 Ende de kinderen der Leviten droegen de Arke Godes op hare schouderen, met de draeg-boomen die op hen waren, gelijck als Mose geboden hadde nae den woorde des HEEREN.
16 Ende David seyde tot de Overste der Leviten, dat sy hare broeders de Sangers stellen souden met Musijc-instrumenten, met Luyten, ende Harpen, ende Cymbalen, dat sy haer souden doen hooren, verheffende de stemme met blijtschap.
17 So stelden dan de Leviten Heman den sone Ioëls, ende uyt sijne broederen Asaph den sone Berechja: ende uyt de sonen Merari hare broederen, Ethan den sone Kusaja.
18 Ende met hen hare broeders van de tweede orden: Zecharja, Ben, ende Iaaziël, ende Semiramoth, ende Iehiël, ende Unni, Eliab, ende Benaja, ende Maaseja, ende Mattithja, ende Eliphele, ende Mikneja, ende Obed-Edom, ende Ieiël de Poortiers.
19 De Sangers nu, Heman, Asaph, ende Ethan, lieten haer hooren met koperen Cymbalen;
20 Ende Zecharja, ende Aziël, ende Semiramoth, ende Iehiël, ende Unni, ende Eliab, ende Maaseja, ende Benaja, met Luyten op Alamoth.
21 Ende Mattithja, ende Eliphele, ende Mikneja, ende Obed-Edom, ende Ieiël, ende Azazja met harpen op de Scheminith, om den toon te verstercken.
22 Ende Chenanja d’ Overste der Leviten, was over het op-heffen: hy onderwees haer in het op-heffen, want hy was verstandich.
23 Ende Berechja, ende Elkana waren poortiers der Arke.
24 Ende Sebanja, ende Iosaphat, ende Nethaneël, ende Amasai, ende Zecharja, ende Benaia, ende Eliëzer de Priesters trompetteden met trompetten voor de Arke Godes: ende Obed-Edom ende Iehija waren poortiers der Arke.
25 ’Tgeschiedde nu dat David ende de Outste van Israël, ende de Overste der duysenden henen gingen om de Arke des verbonts des HEEREN op te halen, uyt het huys Obed-Edoms, met vreuchden.
26 So geschiedde’t, door dien dat Godt te Leviten hielp, die de Arke des verbonts des HEEREN droegen, dat sy seven Varren, ende seven Rammen offerden.
27 David nu was gekleedt met eenen mantel van fijn linnen, oock alle de Leviten die de Arke droegen, ende de Sangers, ende Chenanja de Overste van het op-heffen der sangers: oock hadde David eenen lijfrock aen van linnen.
28 Also bracht gantsch Israël de Arke des Verbonts des HEEREN op, met gejuych, ende met geluyt der Basuyne, ende met Trompetten: ende met Cymbalen, makende geluyt met Luyten, ende met Harpen.
29 ’Tgeschiedde nu, doe de Arke des verbonts des HEEREN tot aen de Stadt Davids gekomen was: dat Michal de dochter Sauls door een venster keeck, ende den Coninck David sach springende ende spelende, so verachtte sy hem in haer herte.

Einde 1 Kronieken 15